direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Centrum Paterswolde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het bestemmingsplan

Directe aanleiding voor dit bestemmingsplan is de uitbreiding van de supermarkt aan de Hoofdweg te Paterswolde inclusief de uitbreiding van daarbij behorende voorzieningen en de realisatie van een rotonde ter hoogte van de kruising Hoofdweg - Burgemeester J.G. Legroweg, Bähler Boermalaan. De uitbreiding van en bij de supermarkt vraagt een toename van het aantal parkeerplaatsen. De Mariaschool (Nieuwe Akkers 1) en de woning aan de Nieuwe Akkers 1a worden afgebroken en maken plaats voor parkeervoorzieningen. Tussen de woningen aan de Hoofdweg 194 en 196 wordt een aftakking van de nieuwe rotonde gerealiseerd. De rotonde krijgt een vijfde aftakking, die net als de ontsluitingswegen van en naar de supermarkt wordt uitgevoerd als tweerichtingverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0001.png"

Figuur 1: planbegrenzing bestemmingsplan met een rode lijn aangegeven.

Een ontwikkeling in de directe nabijheid van het plangebied is de mogelijke komst van een gezondheidscentrum aan de Vennerstraat. Dit gezondheidscentrum zal met een aparte bestemmingsplanprocedure mogelijk gemaakt worden en is niet mogelijk op basis van dit bestemmingsplan.

Wel is het zo dat voor de uitgevoerde geluidsonderzoeken en het verkeersonderzoek wel rekening gehouden is met de eventuele invloed van zo'n centrum. De bezoekers aan dit centrum zullen ook gaan parkeren op het parkeerterrein van de supermarkt en heeft daardoor ook invloed op dit bestemmingsplan. In paragraaf 4.7 en 4.10 wordt daar nader op ingegaan.

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied is onderdeel van het vigerende bestemmingsplan Eelde - Paterswolde Kern. In dit bestemmingsplan hebben de gronden, waarop de supermarkt nu staat en het bijbehorende parkeerterrein de bestemming 'Centrumdoeleinden' . De school heeft de bestemming Maatschappelijke doeleinden'. De woningen in het plangebied hebben de bestemming 'Woongebied'. De Hoofdweg tenslotte is bestemd voor 'Verkeersdoeleinden'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0002.png"

Figuur 2: uitsnede vigerend bestemmingsplan.

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt het relevante beleidskader beschreven, zoals dat van toepassing is op het plangebied. Hoofdstuk 3 beschrijft het plangebied, waarbij eerst wordt ingegaan op de huidige situatie en vervolgens op de beoogde situatie. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische planopzet die gekozen is, waarna de toelichting van het bestemmingsplan wordt afgesloten met de economische- en maatschappelijke haalbaarheid in hoofdstukken 6 en 7.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van dit bestemmingsplan past in die lijn.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13.

In het huidige Barro zijn opgenomen:

  • Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Militaire terreinen en -objecten;
  • De Wadden;
  • De kust (inclusief primaire kering);
  • De grote rivieren;
  • De Werelderfgoederen.

In de wijziging van het Barro dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden, worden de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • Reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • Veiligheid vaarwegen;
  • Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • Reservering voor rivierverruiming Maas;
  • De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Op de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is het Barro niet van invloed.

Een verandering die is ontstaan is dat per 1 oktober 2012 de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking in het Bro is opgenomen. Dit is toegevoegd aan artikel 3.1.6 Bro. Deze wijziging stelt eisen aan de motivering van stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. De uitbreiding van de supermarkt kan gezien worden als een stedelijke ontwikkeling. Het doel van deze wijziging is dat in de toelichting bij ruimtelijke besluiten wordt gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Gericht op bedrijventerreinen, kantoren, woningen en stedelijke voorzieningen. Het gaat dan om de volgende aspecten die stapsgewijs beoordeeld dienen te worden:

  • 1. Behoefte: Voorziet de geplande ontwikkeling in een behoefte binnen de regio aan deze voorziening, of aan woningen in dit segment of aan een bedrijventerrein van deze milieucategorie?
  • 2. Binnen of buiten stedelijk: als deze voorziet in een behoefte, dan bij voorkeur de ruimte hiervoor binnen bestaand stedelijk gebied vinden of maken;
  • 3. Bereikbaar met meerdere modaliteiten: als deze voorziet in een behoefte, en als het niet mogelijk is om de ruimte hiervoor binnen bestaand stedelijk gebied te vinden of te maken, dan bij voorkeur op een locatie daarbuiten die ontsloten is door verschillende vervoerswijzen.

Wanneer ingezoomd wordt op bovenstaande 3 stappen dan kan gesteld worden dat de bestaande supermarkt voorziet in een belangrijke behoefte. Bewoners (meestal vanuit de kernen van Eelde & Paterswolde) hebben dagelijks de producten uit de supermarkten nodig zodat deze supermarkt (net als alle andere supermarkten in de gemeente) voorzien in een belangrijke behoefte. De uitbreiding van de supermarkt vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied zodat voldaan wordt aan de eerste twee stappen uit de ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro. Daarmee hoeft er ook geen aandacht geschonken te worden aan de derde stap ten aanzien van bereikbaarheid met meerdere modaliteiten.

Conclusie

Stedelijke ontwikkelingen moeten op grond van Rijksbeleid gemotiveerd worden. De stedelijke ontwikkeling in de kern van Eelde/Paterswolde is in overeenstemming met het Barro.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten van provincie Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan. Nieuwe ontwikkelingen dienen in principe passend te zijn binnen dit provinciale beleidskader.

De missie van de provincie is: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten die de provincie bepaald heeft voor Drenthe zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen);
  • naoberschap (leefbaarheid);
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

De provincie wil in het landelijk gebied voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Van provinciaal belang is daarbij het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch- recreatieve infrastructuur. Zowel de landbouw als de toeristisch/recreatieve sector spelen een belangrijke rol bij het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten.

Het bestemmingsplan Centrum Paterswolde maakt een nieuwe ontwikkeling mogelijk in bestaand stedelijk gebied. De uitbreiding van een bestaande supermarkt in het centrum van Eelde-Paterswolde is een ontwikkeling waarbij er geen sprake is van een provinciaal belang. De uitbreiding van de bestaande supermarkt tast de door de provincie beschreven kernkwaliteiten niet aan. Derhalve is er geen sprake van een provinciaal belang bij dit bestemmingsplan.

Conclusie

De omgevingsvisie van de provincie Drenthe spreekt zich niet specifiek uit over dit initiatief. In algemene zin kan gesteld worden dat de upgrading van een bestaande supermarkt in stedelijk gebied in overeenstemming is met de algemene uitgangspunten van het aantrekkelijk houden van bestaande kernen.

2.2.2 Omgevingsverordening

Naast de Omgevingsvisie geldt de omgevingsverordening. In deze verordening worden door de provincie bindend zaken voorgeschreven aan gemeenten in de provincie. Ook ten aanzien van de inhoud van bestemmingsplannen zijn hierin voorwaarden opgenomen ter bescherming van provinciale belangen.

Paterswolde ligt in het stedelijk gebied. Aan de rand van Paterswolde ligt de grens van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Op de effecten van de plannen op de EHS wordt ingegaan in paragraaf 4.5 . Ook ligt het dorp Paterswolde op de grens van het Nationaal Landschap de Drentsche Aa. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt midden in de kern van het dorp en is derhalve niet van directe invloed op de kwaliteiten van het Nationaal Landschap en/of EHS.

Conclusie

Ten aanzien van uitbreiding van bestaande functies binnen het stedelijk gebied schrijft de omgevingsverordening geen specifieke zaken voor die van invloed zijn op de aanpassing van de infrastructuur en/of uitbreiding van de bestaande supermarkt. Voor het plangebied gelden dan ook geen beperkingen vanuit de provinciale omgevingsverordening.

2.3 Gemeentelijk beleid

2.3.1 Structuurplan gemeente Tynaarlo (2006)

De gemeenteraad van Tynaarlo heeft in haar vergadering van 20 september 2006 het Structuurplan Tynaarlo vastgesteld, waarin het gemeentelijke ruimtelijk beleid op hoofdlijnen voor de middellange termijn is geformuleerd. Dit structuurplan heeft onder de werking van de Wet ruimtelijke ordening de status van een structuurvisie gekregen. Voor het verantwoord maken van keuzes is in dit structuurplan de zogenaamde lagenbenadering van ruimtelijke ontwikkeling gevolgd. Bij deze methodiek wordt onze leefomgeving voorgesteld als een samenstel van ‘lagen’. Er wordt van drie hoofdlagen uitgegaan:

  • de (natuurlijke) ondergrond;
  • het infrastructurele netwerk;
  • de occupatielaag (het grondgebruik door de mens).


Elk van deze drie is opgebouwd uit een aantal sublagen. De ondergrond is bijvoorbeeld de resultante van lagen als de geologie, het bodempatroon, het (natuurlijke) waterstelsel en de planten- en dierenwereld. Binnen het infrastructurele netwerk zijn afzonderlijke lagen te onderscheiden voor de wegen, spoorlijnen, waterwegen, luchtvaart en onder- en bovengrondse leidingen. De occupatielaag, tenslotte, is opgebouwd uit de verdeling van woon-, werk-, recreatie-, landbouwgebieden en andere vormen van menselijk grondgebruik. Het landschap in het gebied in kwestie is de resultante van alle lagen samen, waarbij het begrip landschap zowel slaat op de groen-blauwe als de bebouwde ruimte (stads- en dorpslandschap).

De crux van de lagenbenadering als planningsmethodiek is, dat de onderliggende lagen een sturende rol vervullen voor de bovenliggende. Dit betekent dat bij het maken van occupatiekeuzes, zoals de locatie van nieuwe woon- en werkgebieden, de ondergrond met al zijn sublagen de belangrijkste ordenende en sturende factor vormt. Daarnaast speelt ook het optimaal gebruik maken van het bestaande verkeersnetwerk expliciet een rol in het planningsconcept. Een kenmerk van de drie hoofdlagen is een verschil in dynamiek. De ondergrond (of ‘groen-blauwe’ onderlegger) is het domein van de laag-dynamische functies, waarin (autonome) ontwikkelingen in een traag tempo verlopen. Geforceerde ingrepen in hoog tempo in deze laag hebben veelal ook negatieve effecten. Het verkeersnetwerk ontwikkelt zich in een hoger tempo, maar is bij een doordachte planning toch voor een langere tijd bedoeld dan het occupatiepatroon met de hoog-dynamische functies, waarin veelvuldig veranderingen optreden.

De lagenbenadering bij ruimtelijke planning impliceert in essentie het kiezen voor een duurzame ontwikkeling, ofwel voor een ontwikkeling “die tegemoet komt aan de behoeften van het heden zonder de behoeftevoorziening van toekomstige generaties in gevaar te brengen’’ (Brundtlandrapport van de Verenigde Naties, 1987). Een belangrijk uitgangspunt hierbij is respect voor de natuurlijke draagkracht van de aarde, die immers het ’aquarium’ vormt waarvan ons (over)leven afhankelijk is. Als de groen-blauwe onderlegger onvoldoende wordt gerespecteerd, zadelen we onze nakomelingen op met milieuproblemen die misschien onomkeerbaar zijn of hen in ieder geval voor zware opgaven stellen. Hetzelfde geldt voor het slecht benutten van het bestaande verkeersnetwerk. Juist omdat de gemeente hoge waarde hecht aan een duurzame ontwikkeling, is in dit structuurplan gekozen voor de methodiek van de lagenbenadering. In het structuurplan wordt kort dit plangebied aan de orde gebracht.

Ten aanzien van de voorzieningen in Paterswolde stelt het structuurplan:

"De omgeving van de Hoofdweg-Noord in Paterswolde vraagt om het opstellen van een visie die zich richt op transformatie en revitalisatie. Hierbij zal worden getracht te komen tot versterking en zo mogelijk uitbreiding van het winkelareaal, upgrading van het openbare gebied (verbetering bereikbaarheid en parkeercapaciteit)."

Als uitwerking van de genoemde winkelopgave - revitalisering van een dubbelkern - in het structuurplan is het Centrumplan Eelde en het Komplan Paterswolde opgesteld. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt qua winkels tussen het centrum van Eelde (het winkelcentrum) en Paterswolde (boodschappencentrum). In Paterswolde staat hiermee de supermarkt vooral centraal, in Eelde gaat het om het centrum als geheel en de mogelijkheden om hier te winkelen en te verblijven. De uitbreiding van de supermarkt en de aanleg van meer parkeerplaatsen voldoet aan deze opgave. De locatie is aangewezen als herstructureringslocatie waarvan de gemeente een aanpassing van de bestaande situatie voorziet. Hierbij kan gedacht worden aan uitbreiding met woningen maar ook uitbreiding voor de bestaande voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0003.jpg"
Figuur 3: fragment structuurplankaart Tynaarlo (rode cirkel geeft globale ligging plangebied aan).

Uitgangspunten ten aanzien van de detailhandel zoals geformuleerd in het structuurplan zijn (voor zover relevant):

  • het binnen de kernen Eelde-Paterswolde, Vries en Zuidlaren ruimtelijk en functioneel versterken van de winkelgebieden, zodat de bevolking zoveel mogelijk gebonden raakt aan deze centra;
  • Eelde-Paterswolde zal kunnen profiteren van het koopkrachtpotentieel uit de nieuwe wijk Ter Borch, waardoor verdere groei en versterking mogelijk is.

Het realiseren van meer vierkante meters blijft een belangrijk uitgangspunt van beleid. De gemeente zal een verantwoorde groei stimuleren. Tevens zullen waar mogelijk de kernwinkelgebieden een upgrading krijgen. Voor dit project is later nog separaat een distributie planologisch onderzoek uitgevoerd. Deze resultaten zijn beschreven in paragraaf 4.4.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de beoogde uitbreiding past binnen de beleidsuitgangspunten van het structuurplan van de gemeente.

2.3.2 Landschapsontwikkelingsplan (2009)

Zoals in de vorige paragraaf beschreven is in het structuurplan uit 2006 de integrale visie op de ruimtelijke inrichting van de gemeente Tynaarlo neergelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is door de gemeenteraad van Tynaarlo op 8 december 2009 vastgesteld en is een thematische uitwerking van dit structuurplan, waarin de ambitie ten aanzien van het landschap aangescherpt wordt en wordt gekomen tot een uitvoeringsplan. Het LOP heeft de status van structuurvisie. Dit betekent dat nieuw ruimtelijk beleid hieraan getoetst wordt. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan ligt in het gebied 'de Rug van Tynaarlo'. Over het plangebied zelf wordt niet specifiek gesproken, aangezien het midden in de kern ligt. Het plangebied bestaat uit een nieuwe rotonde en uitbreiding van de supermarktlocatie. De rotonde wordt in de omgeving goed ingepast en de inbreidingslocatie houdt ook rekening met de bestaande (groen)structuren.

Conclusie

De beoogde uitbreidingen en veranderingen aan het wegennet worden niet beïnvloed door de doelstellingen van het LOP.

2.3.3 Waterplan gemeente Tynaarlo

Het in 2008 vastgestelde Waterplan vormt een uitwerking van het Structuurplan. Het waterplan maakt onderscheid in verschillende thema's, waar voor elk thema ambities zijn opgesteld. Het plangebied valt onder het thema wonen en werken. De ambities voor het thema wonen en werken luiden:

  • stedelijk water(systeem) duurzaam inrichten;
  • schoon hemelwater afkoppelen;
  • waterkansenkaart gebruiken ten behoeve van waterhuishoudkundige randvoorwaarden;
  • niet afwentelen door toepassen van de trits vasthouden, bergen en afvoeren en schoonhouden, scheiden en zuiveren;
  • de gezamenlijke opstellers van het waterplan communiceren samen over water richting de burgers;
  • het zuinig omgaan met drinkwater wordt gestimuleerd.

Gemeenten worden in toenemende mate geconfronteerd met taken en verantwoordelijkheden op het gebied van water. In de eerste plaats betreffen dit de wettelijke taken. Als gevolg van de Wet gemeentelijke watertaken worden deze opnieuw ingedeeld. Naast de huidige taken met betrekking tot riolering (gemeentelijke verantwoordelijkheid tot de kavelgrens), onderhoud van water in bebouwd gebied en baggerwerkzaamheden komt de zorgplicht voor hemel- en grondwater. In de toekomst zal het onderhouden en baggeren van water in bebouwd gebied wellicht worden overgedragen naar het waterschap. De watertaken voor de gemeente bestaan dan uit de zorgplicht ten aanzien van afval-, hemel- en grondwater. Naast deze wettelijke taken speelt de gemeente ook steeds meer ook een beleidsmatige rol. Bij de inrichting van nieuwe uitbreidingsplannen zal het aspect water nadrukkelijk aan de orde moeten worden gesteld. Afwenteling van verantwoordelijkheden naar andere organisaties moet bij de (her)inrichting van gebieden worden voorkomen. In dit waterplan staat beschreven, dat de gemeente samen met private partijen aandacht schenkt aan het waterbelang. De mogelijke gevolgen voor het aspect water zijn in paragraaf 4.11 beschreven.

Conclusie

Dit plan is in overeenstemming met het waterbeleid zoals geformuleerd in het Waterplan Tynaarlo.

2.3.4 Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan (GVVP)

In de Actualisatie Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (2006) is het verkeerskundig beleid van de gemeente voor de periode tot 2017 vastgelegd. In de gemeente wordt onderscheid gemaakt tussen stroomwegen (doorgaand verkeer), gebiedsontsluitingswegen (bereikbaar maken van woonwijken etc.) en erftoegangswegen (bereikbaar maken van de directe woonomgeving). In de nota zijn maatregelen opgenomen om de verkeersveiligheid te verbeteren. Zo zijn of worden de erftoegangswegen veelal ingericht als 30 km/uur-zone. Daarnaast is een aantal wegen buiten de bebouwde kom aangewezen als 60 km/uur-weg. De gemeente streeft voor elke locatie naar de meest veilige oplossing als het gaat om de verkeersafwikkeling.

Conclusie

De aanleg van een nieuwe rotonde is passend binnen het streven naar een betere verkeersveiligheid in de gemeente.

2.3.5 Milieubeleidsplan gemeente Tynaarlo 2008 -2011

Het milieubeleidsplan vormt naast het Waterplan een uitwerking van het Structuurplan. Centraal binnen het milieubeleidsplan staat het behouden en versterken van de groene ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Tynaarlo. Aan de hand van een aantal gebiedstypen, die in de gemeente onderscheiden kunnen worden, wordt invulling gegeven aan het milieubeleid. De gemeente zet met het milieubeleidsplan in op toekomstgericht bouwen. In het structuurplan zijn woningbouwlocaties al getoetst aan de randvoorwaarden vanuit onder andere water. Een taakstelling voor woningbouw moet integraal worden uitgewerkt met een taakstelling voor water, landschap en natuur. Nieuwe ontwikkelingen moeten gerealiseerd worden in een omgeving waarin de oorspronkelijke structuur van water, landschap en natuur nog zichtbaar is. Natuur en water in de woonwijken dienen in verbinding te staan met "de groene long". In het milieubeleidsplan wordt onder andere ingezet op een duurzaam waterbeheer, het afkoppelen van bestaand en nieuw stedelijk gebied en het toepassen van het DUBO beleid. Daarnaast benadrukt het milieubeleidsplan het toepassen van de watertoets bij ruimtelijke plannen en besluiten, zie hiervoor paragraaf 4.11 van deze toelichting.

Conclusie

De beoogde nieuwbouw houdt rekening met het Milieubeleidsplan gemeente Tynaarlo 2008 - 2011.

2.3.6 Structuurvisie Archeologie

De gemeente heeft haar beleid ten aanzien van archeologie opgenomen in de structuurvisie archeologie. Deze structuurvisie is vastgesteld op 28 mei 2013. Ook voor dit bestemmingsplan geeft deze visie kaders waarmee rekening gehouden is. De conclusies van de toets van het plan aan de structuurvisie zijn opgenomen in hoofdstuk 4.1 van de toelichting.

2.3.7 Structuurvisie Cultuurhistorische waarden

De structuurvisie is in voorbereiding. In hoofdstuk 4.2 van de toelichting wordt aandacht geschonken aan het onderdeel cultuurhistorie. Afhankelijk van de stand van zaken m.b.t. de structuurvisie zal de toelichting in de vaststellingsfase van het bestemmingsplan worden geactualiseerd.

Hoofdstuk 3 Plangebied

3.1 Huidige situatie

In de huidige situatie zijn in het plangebied een supermarkt met winkels, een parkeerterrein, woningen, de wegen en een basisschool gelegen. Onderstaand worden de bestaande functies beschreven.

Supermarkt

De bestaande supermarkt is een belangrijke voorziening in Paterswolde en omgeving. In de plint is een aantal kleinere winkels aanwezig die in de dagelijkse behoefte van de consument voorzien. Op de verdieping is een aantal appartementen gebouwd. Het bestaande pand, inclusief de bloemenwinkel, de drogisterij en de niet commerciële ruimten heeft een oppervlakte van 2.585 m² bedrijfsvloeroppervlakte (BVO) met daarbijbehorend circa 147 parkeerplaatsen.

Mariaschool

De Mariaschool ligt tussen de supermarkt en de entree naar de naastgelegen woonwijk Nieuwe Akkers. Deze school wordt samengevoegd met een tweetal andere scholen en het is de bedoeling dat de school verplaatst wordt naar de wijk Groote Veen.

Infrastructuur

De infrastructuur rondom het plangebied kenmerkt zich door de twee hoofdwegen Hoofdweg en Burgemeester J.G. Legroweg. Vanaf de Hoofdweg is het plangebied ontsloten en kan het parkeerterrein van de supermarkt bereikt worden.

Woningen

In het plangebied bevinden zich meerdere woningen. Aan de Hoofdweg staan twee vrijstaande woningen en één geschakelde woning . Daarnaast zijn boven de supermarkt een aantal appartementen gerealiseerd in het verleden.

3.2 Toekomstige situatie

Op basis van de ingediende aanvraag voor een omgevingsvergunning ontstaat het volgende overzicht van het aantal m² 's bebouwing in de huidige en toekomstige situatie.

Tabel 1: oppervlakten bebouwing.

  Bestaand (m²)   Nieuw (m²)   Verschil (m²)  
BVO   2.585   4.243   1.658  
Winkelvloeroppervlak AH (WVO AH)   1.333   1.847   514  
WVO winkels   609   849   240  
Sub totaal WVO   1.942   2.696   754  
Niet commercieel   552   1.444   892  
TOTAAL   2.494   4.140   1.646  

Daarnaast wordt de infrastructuur aangepast door de komst van een rotonde en uitbreiding van het parkeerterrein. Onderstaand worden deze ontwikkelingen beschreven.

Supermarkt

Het accent voor Paterswolde ligt in het gemeentelijk economisch beleid op de dagelijkse boodschappen, dit wil zeggen dat er niet op een complete vernieuwing, maar op een versterking van het boodschappencentrum ingezet wordt. Vanuit deze doelstelling om een functioneel boodschappencentrum te creëren is gekeken naar mogelijkheden rondom de supermarkt. De supermarkt wil en kan de huidige winkel nog uitbreiden. Bij deze uitbreiding hoort ook een uitbreiding van de parkeerfaciliteiten van de supermarkt en een verbetering van de verkeersafwikkeling naar de supermarkt toe.

Omdat de parkeercapaciteit van de supermarkt zich aan de achterzijde bevindt, is het een logisch gevolg om aan de achterzijde de entree uit te breiden. Deze entree kan dan worden begeleid door enkele (kleinere) winkels. Door een overdekte passage aan de achterkant toe te voegen vormen de entree van de supermarkt en de naastgelegen winkels één front dat vanaf de parkeerplaatsen te bereiken is. De winkelunits aan de kant van de Hoofdweg blijven gehandhaafd, zodat niet de concentratie volledig naar achter wordt gericht.

Ter plaatse van het voorterrein van de huidige drogisterij en bloemenwinkel is aan de Hoofdweg in de nieuwe situatie ruimte voor 4 openbare parkeerplaatsen.

Mariaschool

Voor de invulling van de Mariaschool zijn verschillende opties onderzocht. Enerzijds is hier gekeken naar de mogelijkheden voor woningbouw in de vorm van een aantal grondgebonden woningen. Hierbij was het de bedoeling dat deze de entree naar de Nieuwe Akkers begeleidt en zorgt voor een afscheiding tussen het supermarktterrein en de woonwijk. Anderzijds is naar deze plek gekeken als locatie voor een uitbreiding van de parkeerfaciliteiten van de supermarkt. De optie om parkeerfaciliteiten op deze locatie te realiseren past in de visie van de gemeente en initiatiefnemer. Deze locatie ligt het dichtste bij de ingang. Daarnaast worden er nabij de ingang aan de achterzijde van de supermarkt enkele winkels gerealiseerd. Dit in acht nemende, heeft de gemeente gekozen voor het uitbreiden van de parkeervoorzieningen op de locatie Mariaschool.

Infrastructuur / nieuwe rotonde

De kruising Hoofdweg - Burgemeester Legroweg in Paterswolde is een onveilige en onoverzichtelijke kruising. Deze Hoofdweg en Legroweg hebben een ontsluitende functie voor Eelde en Paterswolde en zijn gelegen in het centrum van het dorp. Naast het wegverkeer wordt ook het naastgelegen fietspad veel gebruikt. Het kruispunt is onoverzichtelijk, voldoet niet aan de huidige eisen en inrichtingscriteria conform Duurzaam Veilig en kan het verkeersaanbod niet aan. Om de weggebruikers een verkeersveilige situatie te bieden en de doorstroming van het verkeer te bevorderen, wordt de kruising heringericht tot rotonde. De nieuwe rotonde krijgt vijf armen waarvan de nieuwe toegangs-, uitgangsweg van het parkeerterrein er één van wordt.

Er is gekozen om fietsers "uit de voorrang" te halen bij de rotonde. Voorrang hebbende fietsers verlagen de capaciteit van het autoverkeer op de toeritten naar de rotonde. Bij een hogere capaciteit op de rotonde neemt de invloed van fietsers af. Dit wordt verklaard door het feit dat autoverkeer in een wachtrij staat voor de rotonde. Fietsers rijden dan tussen de wachtrij door of voor een wachtrij langs. Daarnaast zorgen fietsers die voorrang hebben op de rotonde ervoor dat gemotoriseerd verkeer op de afrit van de rotonde afneemt. Wachtend gemotoriseerd verkeer blokkeert op deze manier de rotonde. Dit zorgt voor een lagere afwikkelingscapaciteit op de rotonde. Vooral op rotondes met een grote stroom overstekende fietsers wordt de capaciteit in de praktijk beïnvloedt door overstekende fietsers. Echter daarbij geldt wel dat grote fietsstromen ook als zij geen voorrang hebben, deze vaak wel nemen.

Als de fietser op de rotonde voorrang heeft, gaat dit ten koste van de capaciteit voor het autoverkeer op een rotonde. Daar waar rotondes toegepast worden op hoofdautoroutes, is de capaciteit en de doorstroming op deze routes van groot belang. Dit beleid “de fietser uit de voorrang” is in overeenstemming met het beleid in de provincie Drenthe dat de fietser op een rotonde binnen de bebouwde kom voorrang moet verlenen aan zowel het verkeer dat de rotonde wil oprijden, als op het verkeer dat de rotonde wil verlaten. Op de rotonde wordt door middel van wegmarkeringen duidelijk gemaakt wie voorrang heeft. In de provincie Drenthe gebeurt dit door op het fietspad haaientanden aan te brengen voor elke afslag van een rotonde binnen de bebouwde kom en middels bebording. De fietser moet dus voorrang verlenen.

Bij de herinrichting van het kruispunt tot een rotonde heeft de gemeente onderzocht of aangesloten kan worden bij de in het CROW 126a, ASVV2004 geadviseerde afstand voor een uitgebogen fietspad op 10 meter van de hoofdrijbaan bij de oversteek van een rotonde met fietsers “uit de voorrang”. Deze richtlijn, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken, is startpunt geweest bij het ontwerpen. In het plangebied ontbreekt echter eenvoudigweg de ruimte om die afstand van 10 meter aan te houden en daarom is uitgegaan van vijf meter.

De bestaande kavelgrenzen worden zo min mogelijk aangetast en bestaande bomen rondom de rotonde zoveel mogelijk behouden.

Groenstructuur

Ten behoeve van een groene inpassing in het gebied heeft de gemeente een voorstel gemaakt voor de openbare groeninrichting voor het gebied. Verwezen wordt naar figuur 4: voorstel schetsontwerp openbaar groen.

De nieuwe rotonde vormt de verbinding tussen de Hoofdweg enerzijds en anderzijds de Bähler Boermalaan, een oude route die de landgoederen De Braak en Oosterbroek/Lemferdinge met elkaar verbond. Deze oude groenstructuur is nu altijd nog goed waarneembaar als afscheiding tussen de parkeerplaats van de Albert Heijn en de wijk Nieuwe Akkers. Met de nieuwe groeninrichting wordt rond het nieuwe parkeergedeelte langs de Nieuwe Akkers/Plesmanweg een groene afscherming gerealiseerd om deze verbinding zoveel mogelijk te herstellen. In deze plantstrook met bosplantsoen worden een negental solitaire eiken opgenomen.

De kei die is neergelegd in de oudejaarsnacht van 1973-1974 is een belangrijk oriëntatiepunt in Paterswolde. De kei hoort daarom bij Eelde-Paterswolde en krijgt een prominente plek op de nieuwe rotonde. De Hoofdweg is in het bomenstructuurplan aangemerkt als primaire structuur. Het planten van drie linden op de rotonde versterkt deze structuur. In overleg met de initiatiefnemer wordt nader gekeken naar de toevoeging van groen op particulier terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0005.png"

Figuur 4: voorstel schetsontwerp groeninrichting.

Hoofdweg 194 en andere bestaande woningen

De bestaande woning aan de Hoofdweg 194 wordt betrokken bij de nieuwe ontwikkeling. Initiatiefnemer heeft dit pand in eigendom gekregen en wil hier dienstverlening gaan realiseren in de vorm van bijvoorbeeld een kantoor, makelaar of andere kleinschalige publieksgerichte (balie)functie. Aan de Hoofdweg 194 wordt dan ook de mogelijkheid geboden om een kantoor en andere dienstverlening te realiseren. Voorwaarde daarbij is dat de bestaande hoofdvorm van het gebouw behouden blijft. Aan de achterkant van het gebouw is uitbreiding mogelijk. Het pand is aangewezen als beeldbepalend, waardoor sloop niet zomaar mogelijk is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0006.png"

Figuur 5: totaaloverzicht nieuwe situatie.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

In opdracht van de gemeente Tynaarlo heeft BAAC bv een archeologisch verwachtingskaart en beleidskaart voor de gemeente opgesteld. Aanleiding is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Deze wet, die op 1 september 2007 van kracht is geworden, geeft aan dat de gemeente inzicht dient te hebben in de (te verwachten) archeologische waarden binnen haar grondgebied. De archeologische verwachtingskaart is deel B geworden van de structuurvisie archeologie van de gemeente die op 28 mei 2013 is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0007.png"

Figuur 6: archeologische bronnenkaart, BAAC

Tijdens het opstellen zijn een drietal kaarten vervaardigd. Op de bronnenkaart staan de bekende archeologische waarden. Op de landschaps- en verwachtingskaart is van de verschillende landschapseenheden binnen de gemeente de trefkans op archeologie weergegeven in de vorm van verwachtingszones. Voor de bekende, te verwachten archeologische waarden en de verwachtingszones is archeologiebeleid opgesteld. De archeologische beleidskaart is afgeleid uit de bronnenkaart en de archeologische verwachtingskaart.

Het plangebied kent deels een hoge tot middelhoge verwachting als het gaat om onaangetaste archeologische restanten in de bodem. Daarom is in het archeologiebeleid vastgelegd dat voor dergelijke gebieden een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden bij ingrepen met een geplande bodemverstoring met een oppervlakte van 1000m² en dieper dan 30 centimeter beneden maaiveld. Nu dit bestemmingsplan dergelijke ontwikkelingen mogelijk maakt is nader, specifiek onderzoek verricht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0009.png"

Figuur 7: archeologische verwachtingskaart.

Onderzoeksresultaten

Er heeft naar aanleiding van de verkennende onderzoeken nader onderzoek plaatsgevonden door MUG ingenieursbureau. In het rapport 'Archeologisch bureau- en booronderzoek ten behoeve van het plangebied Komplan Paterswolde locatie AH e.o. te Paterswolde, gemeente Tynaarlo (DR)', d.d. 24 mei 2012. Dit onderzoek is in zijn geheel als bijlage 1 toegevoegd aan het bestemmingsplan. Het onderzoek bestaat uit een beknopt bureauonderzoek en een verkennend inventariserend booronderzoek.

Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Tynaarlo is het onderzoeksgebied aangegeven met deels een hoge tot middelhoge verwachtingswaarde, deels een lage verwachtingswaarde en een klein deel met een verwachting voor de aanwezigheid van historische elementen.

De zone met een hoge tot middelhoge verwachtingswaarde betreft het westelijke en grootste gedeelte van het onderzoeksgebied. Voor het zuidoostelijke deel van het onderzoeksgebied, nabij de toekomstige rotonde, geldt een lage verwachtingswaarde. Hiervoor is geen onderzoek noodzakelijk. Voor het noordoostelijke puntje van het onderzoeksgebied kunnen historische elementen worden verwacht. Hier dient een gedetailleerd bureauonderzoek te worden uitgevoerd indien er activiteiten plaatsvinden die de bodem kunnen verstoren. Het plan zoals dat wordt uitgevoerd heeft geen betrekking op de noordoostpunt waardoor gedetailleerd bureauonderzoek niet nodig is.

Uit het booronderzoek blijkt dat de bodemopbouw binnen het onderzoeksgebied voor het grootste deel niet meer intact is. In het dekzand is geen podzolbodem meer aanwezig. Via een vergraven bodemlaag gaat het dekzand over in de voormalige bouwvoor die ook via een vergraven bodemlaag overgaat in de opgebrachte grond, die gebruikt is om de wijk bouwrijp te maken. In twee boringen is nog een B-horizont in de top van het dekzand aanwezig. Het betreft echter geen aaneengesloten intacte zone, maar twee niet aan elkaar grenzende boringen. De B-horizont is gezeefd om zo eventueel aanwezige archeologische indicatoren op te sporen. Hierbij zijn geen vondsten aangetroffen.

Omdat er slechts op beperkte schaal sprake is van een intacte bodem is het niet nodig om verder archeologisch onderzoek uit te voeren. De kans op het aantreffen van intacte archeologische resten is nihil. Wanneer er tijdens de werkzaamheden toch 'toevalsvondsten' aangetroffen worden dan dient er meteen een melding gedaan te worden bij de gemeente.

4.2 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is het Bro gewijzigd. Hierin is onder meer opgenomen dat het bestemmingsplan een beschrijving moet geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden. Wat al voor archeologie gold, geldt nu dus ook voor andere cultuurhistorische waarden, zoals bijzondere gebouwen en landschappelijke structuren. Daarmee ligt bij gemeenten de verantwoordelijkheid keuzen te maken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden.

Eelde is de oudste nederzetting en werd al in 1139 genoemd als Elde. Het gebied was vroeger nat en moerassig. Reeds in de 14e eeuw werd de Paterswolder dijk gebouwd, de huidige Meerweg. De Hoofdweg is - samen met de Hooiweg- de oudste weg door het dorp. In 1876 is de Hoofdweg verhard. Rond 1900 heeft hier een tram gereden. Rondom de Hoofdweg is Eelde-Paterswolde ontstaan. Na de Tweede Wereldoorlog verrrezen aan weerszijden van de weg nieuwbouwwijken, ten behoeve van personeel van de Rijksluchtvaartschool. Na 1950 werd ook de ruimte in het dorp volgebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0010.png"

Figuur 8: Eelde en Paterswolde rond 1900.

Met het plan voor de rotonde verdwijnt de kruising Hoofdweg - Legroweg - B. Boermalaan. Hiermee verdwijnt een oude kruising uit het dorpsbeeld. Vanouds zijn in Eelde-Paterswolde veel landgoederen ontstaan. De kruising Hoofdweg - B. Boermalaan vormde de kruising tussen Hoofdweg enerzijds en anderzijds een oude weg die de landgoederen De Braak en Oosterbroek/ Lemferdinge met elkaar verbond. Deze oude weg was voorzien van veel bomen. Deze oude groenstructuur is nu altijd nog goed waarneembaar als afscheiding tussen de parkeerplaats van de Albert Heijn en de wijk Nieuwe Akkers. Met het groenplan wordt erop ingestoken om deze groene verbinding zoveel mogelijk te herstellen.

Nabij de kruising ligt een Kei die allen in het dorp kennen. In de oudejaarsnacht van 1973 op '74 is deze kei op een vakkundige manier neergelegd in het plantsoen op de kruising van Hoofdweg-Legroweg en B. Boermalaan. Dat wat men toen op deze oudejaarsdag in enkele uren bedacht en uitgevoerd heeft is nu tot een belangrijk orientatiepunt in Paterswolde geworden. Deze kei is daarom niet meer weg te denken uit Paterswolde. De kei krijgt een plek op de rotonde

Op de huidige locatie van de supermarkt zat voorheen een garagebedrijf met een tankstation aan de Hoofdweg. De huidige supermarkt is in 1998 ontwikkeld en open gegaan in 1999. Het pand aan de Hoofdweg 194 is een karakteristiek pand. Het is de bedoeling om dit beeld hier zo te behouden. Op deze wijze wordt de bebouwing uit een eerdere periode gecontinueerd. Wel zal er een nieuwe functie (kantoor/dienstverlening) aan het betreffende pand worden gegeven.

De binnen het plangebied aanwezige karakteristieke woningen Hoofdweg 194, 198 en 200 te Paterswolde hebben de bouwaanduiding "karakteristiek"ontvangen. Dit betekent dat uitsluitend de bestaande verschijningsvorm wat betreft goot- en bouwhoogte, dakhelling en plaatsing op het bouwperceel is toegestaan.

4.3 Bodem

De tijd dat elke bodemvervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is, of de vervuiling zodanig is, dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

In het kader van de planontwikkeling is er door MUG ingenieursbureau een bodemonderzoek uitgevoerd. In het rapport 'Verkennend bodem- en asfaltonderzoek Komplan Paterswolde, locatie Albert Heijn e.o.', d.d. 4 juni 2012 worden daarvan de resultaten beschreven. Dit rapport is opgenomen als bijlage 2.

Conclusie

Ter plaatse van het voormalige tankstation is in de bodem een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond (boring 10; traject 0,7-1,2 m-mv). Formeel geeft dit gehalte aanleiding tot nader onderzoek maar ter plaatse van het voormalige tankstation zijn in 1997 saneringswerkzaamheden uitgevoerd. Op basis hiervan en op basis van de onderzoeksresultaten van de hier in het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken wordt uitgegaan dat hier sprake is van een verontreinigingsspot die geen humane, ecologische en/of verspreidingsrisico's geeft. Het uitvoeren van een nader bodemonderzoek om de aangetoonde verontreiniging met minerale olie nader af te perken, wordt in deze situatie dan ook niet zinvol geacht.

De overige onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot aanvullend of nader bodemonderzoek. De gemeten gehalten in zowel de grond als het grondwater overschrijden de achtergrond- of streefwaarden slechts in geringe mate en liggen ruim beneden de geldende interventiewaarden. De gemeten gehalten/concentraties vormen geen gevaar voor de volksgezondheid en het milieu.

4.4 Distributie-planologisch onderzoek (DPO)

Actuele rechtspraak en Europese regelgeving zorgen voor grote veranderingen en meer duidelijkheid in de winkelplanning. De Raad van State heeft lange tijd aangegeven dat pas van ontwrichting sprake is als inwoners van een gebied niet meer op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen. Recent is daar het criterium bij gekomen dat er niet gebouwd mag worden voor de leegstand. De Raad van State vindt dat het uit oogpunt van ruimtelijke ordening niet van belang is of het realiseren van nieuwe winkels leidt tot sluiting van bestaande winkels. Achter Distributie Planologische Onderzoeken kan niemand zich meer verschuilen na de recente jurisprudentie en de Dienstenrichtlijn. De EU-Dienstenrichtlijn garandeert vrije marktwerking. Daarbij mag het verlenen van een vergunning niet afhankelijk zijn van onderzoek naar de economische gevolgen ervan. Ruimtelijke ordening is geen instrument voor economische ordening. Het belang van de consument staat voorop, niet van de ondernemer.

De gemeente moet rekening houden met de voorkeuren van ondernemers en vooral met het winkelgedrag van consumenten. Recreatief winkelen doe je in de historische binnenstad. Boodschappen doe je in een compleet winkelcentrum, dichtbij en goed bereikbaar. Voor meubels ga je naar woonboulevards. Voor doelgerichte aankopen naar bijvoorbeeld een grote bouwmarkt op een goed bereikbare locatie. Er moeten dus verschillende types winkelgebieden zijn die complementair zijn aan elkaar en andere ruimtelijke kenmerken hebben.

Niet het aantal winkelmeters, maar de kwaliteit van de winkelgebieden is bepalend. Het beleid moet die gebieden aanwijzen die echt geschikt zijn voor een bepaald type winkels en die passen binnen een gezonde en toekomstgerichte winkelstructuur. Dit kan zich vertalen in bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen. Het ruimtelijk laadvermogen van een gebied bepaalt de concrete situering en omvang van de locatie en de potentieel maximale hoeveelheid winkels. Dit laadvermogen stoelt niet meer op economische motieven, maar op ruimtelijk relevante criteria, zoals verkeerseffecten, parkeermogelijkheden en de ruimtelijke invloed van de nieuwe winkels op de omgeving. De markt reguleert de concurrentieverhoudingen. Als de concurrentie in een bepaalde branche te sterk is, zullen er geen concurrenten bijkomen.

De gemeente Tynaarlo wenst echter wel een distributieve planologische verantwoording van het centrumplan Paterswolde op te nemen. Voorkomen van leegstand is voor de gemeente een hard criterium. Dit is in lijn met meest recente jurisprudentie waarbij de Raad van State het belang van een onderbouwing bevestigt vanuit een goede ruimtelijke ordening. Twee onderzoeken van WPM (2010 en 2012) gaan hier nader op in. Deze onderzoeken zijn in zijn geheel opgenomen in bijlage 3 & 4.

Marktanalyse (WPM, 2010)

Specifiek voor het centrum van Paterswolde heeft WPM in 2010 een marktanalyse uitgevoerd voor Eelde en Paterswolde. WPM kwam uit op 900m² uitbreidingsmogelijkheid voor de dagelijkse sector. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat uitbreidingen van de full service supermarkt zowel in Eelde als in Paterswolde passen c.q. niet zullen leiden tot een duurzame ontwrichting van de retailstructuur. In het WPM onderzoek is tevens geconstateerd dat het toevoegen van een vierde supermarkt in Eelde-Paterswolde niet verstandig is. Paterswolde kent geen samenhangend winkelgebied en de supermarkt (met aanverwante winkels) is een sterke winkelvoorziening met goede parkeermogelijkheden. Hierdoor heeft de supermarkt een groot verzorgingsgebied. Qua marktpositie is de volgende conclusie in de marktanalyse opgenomen. De marktpositie voor de winkelvoorzieningen wordt als volgt getypeerd:

  • het primaire draagvlak bestaat vooral uit de lokale consumenten. Dit zijn de inwoners van de kern Eelde-Paterswolde;
  • daarnaast ligt er potentie in het omliggend gebied. De kleinere kernen in de omgeving hebben vrijwel geen winkelvoorzieningen. Het winkelaanbod in Eelde-Paterswolde heeft hiervoor een belangrijke functie. Inwoners uit de dorpen zullen niet volledig en alleen gericht zijn op Eelde-Paterswolde, maar toch zeker voor een belangrijk deel;
  • tot slot kan het winkelaanbod (beperkt) aantrekkingskracht ontlenen aan het specifiek onderscheidend vermogen. Daarbij wordt met name op de kwaliteiten in uitstraling, sfeer en functies gedoeld waarmee Eelde-Paterswolde zich kan onderscheiden ten opzichte van bijvoorbeeld Haren of Groningen. Ook specifieke kwaliteiten als bereikbaarheid en parkeren spelen hierin een rol.

De opgave voor Paterswolde is om het aanbod en de structuur een impuls te geven. Uitbreidingsruimte wordt gezien voor schaalvergroting en/of complementering van de dagelijkse voorzieningen. Voor Paterswolde wordt geconcludeerd, dat de supermarkt de enige trekker is en in hoge mate bepalend is voor het functioneren van de overige winkelvoorzieningen in de directe omgeving. De supermarkt functioneert goed en heeft een behoorlijke bovenlokale verzorging. In het DPO wordt het volgende geconcludeerd:

"Richting toekomst neemt het consumentenpotentieel vooral aan de noordzijde van Paterswolde toe (ontwikkeling Ter Borch). Voor de huidige en toekomstige inwoners van dit gebied vormt de supermarkt in Paterswolde, mede vanwege de bereikbaarheid en het parkeren, een aantrekkelijke boodschappenlocatie. Voor het centrumgebied van Paterswolde stelt het DPO in te zetten op het bestaande cluster aan de Hoofdweg (AH en directe omgeving), met een primaire focus op boodschappen. Enige uitbreiding van de supermarkt en benutting van de marktruimte in de dagelijkse sector wordt passend geacht. Het boodschappencluster kan zich zo blijvend manifesteren als aantrekkelijk boodschappencentrum voor Eelde-Paterswolde en omgeving, waarbij de supermarkt zijn trekkracht kan blijven vervullen en bestaande bezoekersstromen beter kan accommoderen. Verdere versterking in de non-food wordt niet wenselijk geacht en is voorbehouden aan Eelde. Een goede en verbeterde parkeer- en ontsluitingsoplossing zijn uitdrukkelijk randvoorwaarde bij een versterking van het boodschappencluster in Paterswolde."

Ontwikkelingsrichting winkelstructuur (WPM, 2012)

Binnen de gemeente Tynaarlo bestaan verschillende plannen voor winkelontwikkelingen. Voor de drie hoofdkernen (Eelde-Paterswolde, Zuidlaren en Vries) leven initiatieven om de dorpscentra te versterken. Mede vanwege landelijke signalen over leegstand, de opkomst van internet en de samenhang tussen de plannen onderling is WPM gevraagd de plannen te toetsen. Voor Paterswolde wordt het volgende opgemerkt:

  • het centrumgebied van Paterswolde wordt gedomineerd door een moderne supermarkt. Door de strategische ligging en goede verbinding naar Haren speelt de supermarkt in op een bovenlokale functie. De supermarkt profiteert sterk van de onderbewinkeling aan de zuidwestkant van Groningen. Pluspunten zijn de bereikbaarheid en het parkeren. Minpunten de diversiteit en het buiten de supermarkt versnipperd gelegen aanbod
  • qua ontwikkelingsrichting wordt gesteld dat het centrum van Paterswolde complementair moet zijn aan het centrum van Eelde
  • de onderscheidende functie is dan ook een doelgerichte boodschappenplek, met een enkele aanvullende basisbehoefte. De omvang van de supermarkt is voldoende groot, zodat deze zich kan onderscheiden van de supermarkten die liggen in de completere centrumgebieden
  • het supermarktcomplex aan de Hoofdweg leent zich goed voor een dergelijke functie en vormt op dit moment al een sterk cluster. Buiten de cluster is het beleidsmatig ongewenst om verdere uitbreiding te faciliteren.

Qua planbeoordeling stelt WPM dat “de uitbreiding voorziet in een onderscheidende schaal van de supermarkt, in combinatie met het optimaliseren van enkele bijpassende gemaksvoorzieningen. De ontwikkeling speelt in op het verzorgingsbereik dat het gemaksconcept nodig heeft, om de concurrentiepositie tussen completere centrumgebieden te waarborgen. Puur en alleen de uitbreiding van de supermarkt met enkele gemaksvoorzieningen ondermijnt niet de ambities die er zijn met het centrum van Eelde. Beide kunnen complementair aan elkaar functioneren. Derhalve is een verdere verbreding met non-food in Paterswolde niet wenselijk”.

Winkelvierkante meters in Paterswolde

In onderstaande tabel is onderscheid gemaakt in de verschillende onderdelen van het plan en weergegeven voor de huidige situatie en het bouwplan. Het huidige bestemmingsplan is hierbij 'ruimer' dan het huidige aantal bestaande vierkante meters. Er is sprake van ruim 1.646 m² uitbreiding aan bedrijfsoppervlak. Ongeveer de helft hiervan kan als commerciële ruimte worden gezien. Het andere deel betreft uitbreiding magazijn, sociale ruimte, laden/ lossen en de passage.

Dit plan voorziet in een uitbreiding van 514 m² winkelvloeroppervlak (wvo) voor de supermarkt en een uitbreiding dan wel toevoeging van nieuwe winkelfuncties met een oppervlak van 240 m². De totale uitbreiding (wvo) komt hiermee op 754 m². In totaal neemt het vloeroppervlak met 1.646 m² toe, hierin zijn de magazijnen, ruimte voor laden en lossen, vluchtgang en een passage opgenomen. Dit past binnen de gestelde opgave in de hiervoor besproken marktanalyse.

Tabel 2: overzicht indeling gebouwen in m²

    Bestaand (m²)   Nieuw (m²)   Verschil (m²)    
Commer-
cieel  
WVO Albert Heijn   1.333   1.847   514    
  Winkel-
ruimte  
609   849   240   O.a. Etos en Gall&Gall  
  Subtotaal   1.942   2.696   754    
Niet
commercieel  
Magazijn + sociale ruimte   552   1.444   892   *1  
Samen   TOTAAL   2.494   4.140   1.646    

*1. Er is voor stedenbouwkundig concept gekozen met de sociale ruimte op de eerste verdieping.

In het DPO is geen rekening gehouden met andere plannen in het centrum van Paterswolde. Belangrijk om te noemen is het initiatief voor een gezondheidscentrum aan de Vennerstraat. Het initiatief op de locatie die ook wel als 'Ubels-locatie' bekend staat, gaat uit van een herontwikkeling van enkele woningen tot een gezondheidscentrum met enkele appartementen. Te zijner tijd zal separaat een bestemmingsplan voor deze locatie door de gemeente in procedure gebracht worden. Op deze locatie rust op een oppervlak van ruim 1.000m² in het vigerende bestemmingsplan nu nog de bestemming centrumdoeleinden (detailhandel). Dit was de locatie die in het structuurplan voorzien was als de 'vierde supermarkt in het discountsegment'. Door medewerking aan dat bouwplan voor een andere functie dan detailhandel worden deze vierkante meters (1.000m²) uit de markt genomen. Per saldo komt er in het centrum Paterswolde dus (planologische) ca. 646 m² winkelruimte (ca. 1.000 m² eraf en ca. 1.646 m² erbij) bij. Los hiervan dienen supermarkten tegenwoordig op te schalen in hun volume/ vierkante meters om hun positie te behouden. Er is in de markt een schaalvergroting gaande. Met dit plan wordt hierop ingespeeld.

Conclusie

Vanuit het bredere perspectief is het passend dat Eelde straks beschikt over 2 supermarkten (1 discounter en 1 fullservice) en ook dat Paterswolde een supermarkt houdt. Naast uitbreiding van de supermarkt zijn in de plint van het bestaande gebouw ook andere functies die in de (dagelijkse) boodschappen voorzien zoals dat ook nu het geval is. Hiermee blijft de kern van Paterswolde een aantrekkelijk boodschappencentrum. Met de uitgevoerde onderzoeken wordt tevens aangetoond dat er niet gebouwd wordt voor de leegstand.

Tenslotte is geconcludeerd dat een goede en verbeterde parkeer- en ontsluitingsoplossing een uitdrukkelijke randvoorwaarde is bij een versterking van het boodschappencluster in Paterswolde. Met voorliggend plan om behalve de uitbreiding ook een rotonde en nieuwe ontsluitingsweg te realiseren is hier sprake van.

4.5 Ecologie

4.5.1 Natuurtoets

Er is door Oranjewoud een Natuurtoets uitgevoerd op de planlocatie. De resultaten hiervan zijn verwerkt in het rapport 'Natuurtoets ontwikkeling terrein Albert Heijn Paterswolde, Onderzoek naar beschermde natuurwaarden, d.d. 28 februari 2013, revisie 1' dat is bijgevoegd als bijlage 5.

Kort samengevat is het resultaat van de natuurtoets dat zich in het projectgebied geen strikt beschermde diersoorten bevinden. Licht beschermde soorten zullen door de voorgenomen ontwikkeling niet wezenlijk worden beïnvloeden. Vanuit flora en fauna zijn daarom geen belemmeringen voor de uitvoering te verwachten.

Door de werkzaamheden in het projectgebied zijn negatieve effecten op een aantal algemene, beschermde soorten te verwachten. Door een zorgvuldige werkwijze en het nemen van mitigerende maatregelen (o.a. juiste periode van uitvoering) kan schade worden voorkómen en blijven negatieve effecten beperkt. Voor de effecten op de algemene voorkomende, maar beschermde soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Voor de algemene soorten geldt een vrijstelling, de zorgplicht blijft wel van kracht.

Zorgplicht

Voor alle beschermde soorten, dus ook voor de soorten die zijn vrijgesteld van de ontheffingsplicht, geldt wel een zogenaamde ‘algemene zorgplicht’ (art. 2 Flora- en faunawet). Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.

Werken buiten kwetsbare periode

De kwetsbare perioden voor de verschillende soortgroepen zijn niet allen gelijk. Als ‘veilige’ periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half augustus tot half november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als vleermuizen, overige zoogdieren en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Indien voorbereidende werkzaamheden, bijvoorbeeld bouwrijp maken, in die periode worden uitgevoerd, kan daarna gedurende het winterseizoen en het daarop volgende voorjaar probleemloos worden gewerkt.

Werken in kwetsbare periode

Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kan bijvoorbeeld vegetatie gedurende het groeiseizoen worden verwijderd, zodat er geen vogels gaan broeden en het tegen de winter ook ongeschikt is voor kleine zoogdieren die in winterslaap gaan. Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te voorkomen.

4.5.2 Bomenonderzoek

Nadat het onderzoek door Oranjewoud is uitgevoerd is gebleken dat toch enkele bomen gekapt moeten worden die niet onderzocht zijn. De gemeente heeft daarom opdracht gegeven tot specifiek bomenonderzoek. In het rapport "Bomen effect Analyse bij aanleg Rotonde Paterswolde, Projectnummer : 2013.0544, Datum : 8 maart 2013" staan daarvan de resultaten beschreven (zie bijlage 6).

Om inzicht te krijgen in de gevolgen van de voorgenomen werkzaamheden op de bomen rond de rotonde en de AH, heeft de gemeente laten onderzoeken wat de kwaliteit is van de boombeplanting en hun groeiplaatsen. Er zijn daarbij holten en scheuren etc. aangetroffen die nader zijn geïnspecteerd. Om echter te kunnen bepalen of deze te kappen bomen ook gebruikt worden door vleermuizen is opdracht gegeven voor nader vleermuisonderzoek.

Dit vleermuisonderzoek is op 19 juni 2013 uitgevoerd door Buro Bakker (zie bijlage 7). Er zijn geen potentiële vleermuisverblijfplaatsen in de bomen aangetroffen. De aanwezige holtes zijn hiervoor niet geschikt. Vervolgstappen zijn daarom niet aan de orde.

4.6 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), welke 27 oktober 2004 van kracht is geworden. Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen(cRvgs), welke op 4 augustus 2004 in de Staatscourant is gepubliceerd.

Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Binnen de 10-6 /jaarcontour (welke als wettelijke harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. De verantwoordingsplicht draait kort gezegd om de vraag in hoeverre risico's, als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, worden geaccepteerd en indien noodzakelijk welke veiligheidsverhogende maatregelen daarmee gepaard gaan.

In de directe omgeving van het plangebied is één bedrijf gelegen die op de risicokaart is opgenomen. Het betreft het zwembad Lemferdinge Paterswolde aan de Lemferdingerlaan. Het bedrijf valt onder de categorie 'overig', het is geen bevi-inrichting (zie figuur 9). De contouren van het groepsrisico van het zwembad vallen niet over dit plangebied heen. De Mariaschool is op figuur 9 aangegeven als gevoelig object (onderwijsinstelling). Door de verplaatsing van deze school naar de wijk Groote Veen is deze aanduiding in de praktijk achterhaald en vormt het aspect externe veiligheid geen beperking voor de plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0011.jpg"

Figuur 9: uitsnede van de risicokaart.nl, het plangebied is globaal met blauw aangegeven.

4.7 Geluid

4.7.1 Algemeen

De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, door spoorwegverkeer en/of door inrichtingen (industrielawaai) het milieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De wet stelt, dat in principe de geluidbelasting op de gevel van woningen niet hoger mag zijn dan de maximaal toelaatbare waarde, dan wel een nader bepaalde waarde (hogere waarde). Bij dit bestemmingsplan spelen een aantal zaken die van belang zijn voor de berekeningen van de toekomstige geluidsituatie:

  • er komt een rotonde aan de kruising Hoofdweg - Burgemeester Legroweg;
  • de snelheid op deze wegen naar de rotonde toe wordt 50 km/u;
  • bij de aanleg van de nieuwe rotonde wordt gebruik gemaakt van steenmastiekasfalt (SMA) asfalt. Dit asfalt wordt aangelegd op het wegvak Hoofdweg t/m Nieuwe Akkers over een lengte van circa 40 meter vanaf de nieuwe rotonde. Op het wegvak Hoofdweg - Legroweg wordt het SMA eveneens over een lengte van circa40 meter aangelegd vanaf deze nieuwe rotonde. In noordelijke richting wordt op de Hoofdweg SMA aangelegd tot aan de kruising Vennerstraat/Duinstraat. Ook de op rotonde zelf wordt van dit geluidreducerende asfalt gebruik gemaakt;

Er is een drietal akoestische onderzoeken uitgevoerd die als bijlagen zijn toegevoegd aan de toelichting. De resultaten van het onderzoek zijn beschreven in de volgende rapportages:

  • 1. Akoestisch onderzoek, Uitbreiding Albert Heijn supermarkt te Paterswolde, d.d. 24 september 2013, revisie 06 (bijlage 8);
  • 2. Akoestisch onderzoek, Reconstructie kruising Hoofdweg / Bähler Boermalaan / Burg. Legroweg te Paterswolde, d.d. 24 september 2013, revisie 06 (bijlage 9);
  • 3. Akoestisch onderzoek, parkeerplaatsen locatie Albert Heijn, d.d. 24 september 2013, rev.06 (bijlage 10).

Voor het onderzoek zijn de volgende onderzoeksdoelen bepaald:

  • 1. Vaststellen geluidbelasting vanwege supermarkt

Het doel van het onderzoek is het in beeld brengen van de werkelijke geluidbelasting vanwege de supermarkt inclusief de geplande uitbreiding. Het gaat hierbij met name om de geluidbelasting op de nabijgelegen bestaande woningen.

  • 2. Realisatie van een rotonde

Vanwege het voornemen om van de kruising Hoofdweg / Bähler Boermalaan / Burgemeester J.G. Legroweg een rotonde te maken is een akoestisch onderzoek nodig ingevolge de Wet geluidhinder. Het onderzoek dient uitsluitsel te geven of er vanwege het wijzigen van de weg en de autonome verkeersgroei sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De wet spreekt van een reconstructie indien:

  • a. er sprake is van een fysieke wijziging op of aan een weg(gedeelte), en
  • b. de geluidtoename afgerond 2 dB of meer bedraagt.

  • 3. Parkeerplaatsen locatie Albert Heijn

Het doel van het onderzoek is het in beeld brengen van de geluidbelasting vanwege de geplande parkeervoorziening langs de Nieuwe Akkers (daar waar nu nog een woning en een school staat). Het gaat hierbij met name om de geluidbelasting op de nabijgelegen bestaande woningen.

4.7.2 Conclusies onderzoek

De drie uitgevoerde onderzoeken hebben geleid tot de volgende conclusies.

  • 1. Vaststellen geluidbelasting vanwege supermarkt

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Onder representatieve bedrijfsomstandigheden bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) ten gevolge van de inrichtinggebonden bronnen ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 47 dB(A) in de dagperiode, 43 dB(A) in de avondperiode en 40 dB(A) in de nachtperiode. De supermarkt voldoet hiermee aan het gestelde toetsingskader van 50 dB(A) voor de dagperiode, 45 dB(A) voor de avondperiode en 40 dB(A) voor de nachtperiode.

Maximale geluidniveau

Onder representatieve bedrijfsomstandigheden bedraagt het maximale geluidniveau (LAmax) ten gevolge van de inrichtinggebonden bronnen ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 63 dB(A) in de dagperiode, 64 dB(A) in de avondperiode en 60 dB(A) in de nachtperiode. De supermarkt voldoet hiermee aan het gestelde toetsingskader van 70 dB(A) voor de dagperiode, 65 dB(A) voor de avondperiode en 60 dB(A) voor de nachtperiode.

Indirecte hinder

Uit de rekenresultaten blijkt dat als gevolg van indirecte hinder ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt voldaan. Het equivalente geluidniveau bedraagt ten hoogste 47 dB(A) etmaalwaarde.

Best beschikbare technieken

Binnen de inrichting worden de volgende geluidreducerende maatregelen getroffen, overeenkomend met de beste beschikbare technieken:

  • Het laden en lossen vindt in de nieuwe situatie inpandig plaats;
  • Door het laad- en loshof hoeven vrachtenwagens niet achteruit te rijden en dus geen achteruitrijdsignaal;
  • Toepassing van relatief stille condensoren;
  • De condensoren hebben een relatief laag bronvermogen en hebben maar een kleine bijdrage in de totale geluidemissie van Albert Heijn. Daarnaast worden de condensoren afschermend opgesteld;
  • Ter plaatse van de ingang van het laad- en loshof worden afschermende voorzieningen getroffen;
  • De aan- en afvoer vindt uitsluitend plaats met vrachtwagens met het Piek-keurmerk;
  • In de nachtperiode wordt geen retour mee teruggezondenmet de vrachtwagens.
  • Voor de overige geluidbronnen geldt dat wordt gewerkt volgens de huidige stand der techniek. Verdere doorvoering van (bron)maatregelen zal tot zeer grote kosten leiden en slechts een gering akoestisch effect hebben. De kosten staan in dit geval niet meer in verhouding tot de te behalen reductie.

  • 2. Realisatie van de rotonde

Uit de rekenresultaten blijkt dat door de geplande wegaanpassingen aan de Hoofdweg en de Burg. Legroweg bij 2 woningen de geluidbelasting met 2 dB (>1,5 dB) of meer zal toenemen. Dit zijn de Burg. Legroweg 2 en de Hoofdweg 199. De meeste maatregelen om de geluidbelasting terug te brengen zijn niet mogelijk of doelmatig. Onderzocht is welke maatregelen mogelijk zijn.

Bronmaatregelen

Mogelijke bronmaatregelen zijn:

  • 1. Toepassen van een geluidreducerende wegdekverharding (wegdekgegevens afkomstig van stillerverkeer.nl, een initiatief van I&M, RWS en CROW), en
  • 2. Weren van (vracht)verkeer, en
  • 3. Verlagen van de rijsnelheid.

ad.1. geluidreducerende wegdekverharding

Het toepassen van bijvoorbeeld het wegdektype dunne deklagen A, kan ervoor zorgen dat het reconstructie effect ter plaatse van de woning aan de Hoofdweg 199 en de Burg. Legroweg 2 wordt weggenomen. Echter stuit het toepassen van dunne deklagen op fysieke bezwaren. Dit wegdektype is niet goed bestand tegen optrekkend-, afremmend- en wringend verkeer, hetgeen juist veel voorkomt bij rotondes. Daarnaast wordt al het stillere steenmastiekasfalt NL8 (SMA-NL8) toegepast. Dit asfalttype is wel bestand tegen deze fysieke belasting, maar heeft niet genoeg geluidreducerend vermogen om de geluidbelasting niet toe te laten nemen.

ad.2. weren van (vracht)verkeer & ad.3. verlagen van de rijsnelheid

De gereconstrueerde wegen zullen een noodzakelijke verkeers- en vervoersfunctie vervullen. Het weren van (vracht)verkeer dan wel het verlagen van de rijsnelheid zal tot gevolg hebben dat (een deel van) het verkeer een andere route zoekt (sluipverkeer). Dit zal naar verwachting op andere wegen tot meer hinder leiden. Hierdoor is het weren van (vracht)verkeer of het verlagen van de rijsnelheid geen gewenste geluidbeperkende maatregel, en is daarom niet rekenkundig onderzocht.

Overdrachtsmaatregelen

Gezien de omgeving van het plangebied in een stedelijke omgeving, stuit het oprichten van geluidscherm of -wallen op bezwaren van landschappelijke en stedenbouwkundige aard. Ons inziens is het toepassen van overdrachtsmaatregelen dan ook niet gewenst.

Als algemene maatregel wordt wel gebruik gemaakt van steenmastiekasfalt (SMA) dat geluidreducerend werkt maar dat voorkomt niet dat de geluidbelasting te veel toeneemt. Daarom zal de gemeente tegelijkertijd met dit bestemmingsplan hogere waarden vaststellen voor beide woningen.

Tabel 3: Vast te stellen hogere waarden Burg. Legroweg inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301_0012.png"

Voor deze woningen zal naast het vaststellen van een hogere waarde door middel van een gevelgeluidweringsonderzoek worden onderzocht of deze woningen aan de wettelijke geluidgrenswaarde voor het binnenniveau kunnen voldoen. Daarbij wil de gemeente het Lcum niveau gaan isoleren. In samenspraak met de betrokken eigenaren zijn de onderzoeken hiervoor opgestart en afgerond. De conclusie van het onderzoek (rapport 20120605 van 25-02-2013) is dat na het nemen van maatregelen aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Het conceptbesluit tot vaststelling van hogere grenswaarden wordt tegelijk met het bestemmingsplan in procedure gebracht.

3. Akoestisch onderzoek, parkeerplaatsen locatie Albert Heijn

Onder representatieve omstandigheden bedraagt het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau voor de dag- en avondperiode respectievelijk ten hoogste 55 dB(A) en 50 dB(A). Daarbij is het verschil in geluidbelastingen tussen de situaties met en zonder verkeersbewegingen van het gezondheidscentrum, nihil te noemen.

Bij de bovengenoemde geluidbelastingen zal het binnenniveau in de nabijgelegen woningen normaal gesproken voldoen aan de eis van ten hoogste 35 dB(A)-etmaalwaarde, omdat de geluidwering van woningen conform het Bouwbesluit minimaal 20 dB(A) dient te zijn.

Het maximale geluidniveau (LAmax) bedraagt ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 65 dB(A) in zowel de dag- als avondperiode (inclusief en exclusief gezondheidscentrum).

Het equivalente geluidniveau ten gevolge van verkeer van en naar de parkeervoorzieningen bedraagt ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen ten hoogste 47 dB(A) in de dagperiode en 43 dB(A) in de avondperiode zonder verkeer van het gezondheidscentrum en 48 dB(A) en 43 dB(A) met verkeer van het gezondheidscentrum.

Ook bij dergelijke geluidbelastingen zal het binnenniveau in de nabijgelegen woningen normaal gesproken voldoen aan de eis van ten hoogste 35 dB(A)-etmaalwaarde.

Eindconclusie

Met de benoemde maatregelen die getroffen zullen worden vormt het aspect geluid geen beperking voor de realisatie van de plannen en wordt voldaan aan de wettelijke kaders. Daarbij zullen aanvullend ook de maatregelen en tecnieken gebruikt worden die beschreven staan in par 4.7. 2 onder punt 2.

4.8 Kabels en leidingen

In het plangebied liggen geen kabels en leidingen die een speciale bescherming nodig hebben in dit bestemmingsplan.

4.9 Luchtkwaliteit

Per 15 november 2007 is de nieuwe regelgeving voor luchtkwaliteit in werking getreden. De Wet luchtkwaliteit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet voorziet om te beginnen in de mogelijkheid dat voor kleinere projecten - de zogenaamde 'niet in betekenende mate projecten' - geen afzonderlijke maatregelen meer getroffen behoeven te worden om aan de grenswaarden te voldoen. Het begrip niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen wordt nader uitgewerkt in de uitvoeringsregels.

De Algemene Maatregel van Bestuur 'niet in betekenende mate bijdragen' (AMvB-NIBM) bepaalt wanneer de mate van luchtverontreiniging verwaarloosbaar is. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren. Dit bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een supermarkt mogelijk.

De uitbreiding op bedrijfsvloeroppervlak van de supermarkt bedraagt 1.658 m² bvo. De hoeveelheid extra gemotoriseerd verkeer die na uitbreiding door de supermarkt wordt gegenereerd is dan ongeveer 1.113 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. Dit aantal verkeersbewegingen is minder dan een woonwijk van 1500 woningen genereert en waarvoor de wet een vrijstelling heeft gegenereert. De voorzieningen in dit bestemmingsplan zullen vanwege de geringe impact op de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Verdere toetsing en/of aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.10 Verkeer

Voor de projectlocatie is een verkeersonderzoek uitgevoerd. Het verkeersonderzoek bevat de verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte van de uitbreiding op basis van kencijfers van het CROW (hierbij is uitgegaan van een full-service supermarkt (middelhoog tot hoog prijsniveau) in het centrum van een niet stedelijke kern), de effecten op de verkeersafwikkeling en parkeersituatie. De resultaten van het onderzoek zijn hieronder weergegeven.

Uitgangspunten

De bestaande supermarkt en de aanliggende winkelpanden hebben in de huidige situatie een gezamenlijke oppervlakte van 2.585 m² bvo. Er zijn twee uitbreidingscenario's:

  • 1. uitbreiding van Albert Heijn en omliggende winkels;
  • 2. uitbreiding van Albert Heijn en omliggende winkels en de realisatie van een gezondheidscentrum aan de westzijde van het huidige parkeerterrein.

In scenario 1 worden de supermarkt en de aanliggende winkels uitgebreid met in totaal 1.658 m² bvo. Van deze uitbreiding is de extra verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige situatie bepaald. In scenario 2 worden de supermarkt en de aanliggende winkels met dezelfde oppervlakte uitgebreid en wordt voorzien in de bouw van een gezondheidscentrum met een totale oppervlakte van ongeveer 1.295 m² bvo. Bij het gezondheidscentrum wordt ook 1 appartement gebouwd met een oppervlakte van ongeveer 285m².

De uitbreiding van het parkeerterrein vindt plaats op het terrein waar in de huidige situatie het schoolgebouw van de Mariaschool staat. Dit gebouw wordt gesloopt. Naast de bestaande toegangsweg wordt ook een nieuwe ontsluitingsweg van het parkeerterrein aangelegd die aansluit op de Hoofdweg. Het kruispunt van de Hoofdweg, Burgemeester Legroweg en de nieuwe ontsluitingsweg van de supermarkt wordt vormgegeven als een rotonde.

Verkeersgeneratie supermarkt en omliggende winkels

Om de verkeersgeneratie van een ontwikkeling in te kunnen schatten wordt gebruik gemaakt van de CROW publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’. Hierin wordt met een zekere spreiding aangegeven hoeveel bewegingen een bepaalde ‘functie’ op een bepaalde ‘locatie’ kan genereren. Voor Albert Heijn is uitgegaan van een fullservice supermarkt (middelhoog en hoog prijsniveau) in een niet stedelijk gebied (minder dan 20 woningen/ha (CROW 256)). Binnen het niet stedelijk gebied ligt de supermarkt in het centrum.

Dat betekent een verkeersgeneratie (aantal verkeersbewegingen) van 67,1 tot 108,7 per 100 m² Bruto Vloer Oppervlak (BVO). Om in te schatten welke waarde gehanteerd moet worden is gebruik gemaakt van CROW publicatie 256. In CROW publicatie 256 wordt aangegeven dat een gemiddelde supermarkt een BVO/VVO (bruto- en verkoop-vloeroppervlak) verhouding heeft van 1,25. Bij Albert Heijn is de verhouding circa 1,58 (4.243 : 2.696) tot 2,29 (4.243 : 1.847) afhankelijk van het totaal (Albert Heijn + andere winkels) of alleen Albert Heijn. Dit is dus ruim hoger dan de gemiddelde 1,25.

Dit is een reden om in de spreiding bij berekeningen op basis van de BVO niet te hoog te gaan zitten, omdat het voornamelijk het verkoopvloeroppervlak is dat de meeste verkeersbewegingen genereert. Om een betere indruk te krijgen waar je in de spreiding moet gaan zitten is met behulp van de CROW 256 gerekend met voertuigbewegingen per m² VVO.

  • Uitbreiding totaal VVO = 754 m² VVO x 1,6 = 1.206 bewegingen
  • Uitbreiding totaal BVO = 1.658 m² : 100 m² BVO x 67,1 = 1.113 bewegingen

Het aantal verkeersbewegingen wordt voor geluidberekeningen gebruikt. Bij geluidberekeningen wordt gebruik gemaakt van jaargemiddelden per etmaal. Daarom is gerekend met het gemiddelde van wat in de CROW publicatie 256 per dag is aangegeven voor de verkeersbewegingen per dag (4 werkdagen x 1,4 + 1 koopavonddag x 2,1 + 1 zaterdag x 1,9 = 9,6 : 6 = 1,6 per dag gemiddeld). Gelet op bovenstaande gaan we uit van 71 bewegingen per 100 m² BVO.

Bij geluidberekeningen wordt uitgegaan van gemiddelde aantallen motorvoertuigen per etmaal. Daarom zijn de verkeersbewegingen gedeeld door 2 (komen en gaan).

  • Uitbreiding totaal: 1.658 m² : 100 m² bvo x 71 = 1.178 bewegingen : 2 = 589 mvt/etmaal.
  • Uitbreiding alleen AH: (1.658 : 240) : 100 m² bvo x 71 = 1.006 bewegingen = 503 mvt/etmaal.

Voor de nieuwe situatie als totaal gelden dan de volgende cijfers:

  • Nieuwe situatie totaal: 4.243m² : 100m² bvo x 71 = 3013 bewegingen : 2 = 1.507 mvt/etmaal.
  • Nieuwe situatie alleen AH: (4.243 - 849) : 100m² bvo x 71 = 2.410 bewegingen : 2 = 1.205 mvt/etmaal.

Verkeergeneratie gezondheidscentrum

Om de verkeersgeneratie van een ontwikkeling in te kunnen schatten wordt gebruik gemaakt van de CROW publicatie 317 ‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’. Hierin wordt met een zekere spreiding aangegeven hoeveel bewegingen een bepaalde ‘functie’ op een bepaalde ‘locatie’ kan genereren. Uitgangspunt voor de omgeving is niet stedelijk in het centrum. Hieronder de op dit moment te verwachten oppervlakte en invulling van het gezondheidscentrum.

De verkeersgeneratie van het gezondheidscentrum bedraagt ongeveer 273 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. Uitbreiding volgens scenario 2 leidt in totaal dan tot een toename van ongeveer 1206 + 273 = 1.479 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal.

Tabel 4: berekening verkeersgeneratiebehoefte gezondheidscentrum.

Functie   Omvang   Kencijfer motorvoertuigbewegingen   Verkeergeneratie  
Apotheek   1 eenheid   113,5 per eenheid   114  
Huisarts   4 behandelkamers   23,0 per behandelkamer   92  
Overige functies   4 behandelkamers   16,8 per behandelkamer   67  
Woning   1 eenheid   6.2 per eenheid   n.v.t.  
Totaal       273  

Parkeersituatie

Volgens parkeerkencijfers van het CROW (CROW, Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317, oktober 2012) ligt de parkeerbehoefte van een full-service supermarkt (middelhoog tot hoog prijsniveau) in de schil het centrum van een kern met stedelijkheidsgraad 'niet stedelijk' tussen 3,2 en 5,2 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. In onderstaande tabel is de parkeerbehoefte van de huidige supermarkt, de uitbreiding en de toekomstige supermarkt weergegeven.

Tabel 5: Parkeerbehoefte winkelcentrum Albert Heijn huidige situatie en na uitbreiding.

Situatie   Oppervlakte m² bvo   Parkeerbehoefte  
Huidig   2.585   83 - 135 p.p.  
Uitbreiding   1.658   53 - 86 p.p.  
Toekomstige situatie winkelcentrum Albert Heijn   4.243   136 - 221 p.p.  

In de huidige situatie bestaat het parkeerterrein rond de supermarkt uit ongeveer 170 parkeerplaatsen. Met de uitbreiding van de supermarkt worden ongeveer 40 extra parkeerplaatsen toegevoegd op de plek van de huidige Mariaschool. Ook komen 4 extra openbare parkeerplaatsen aan de Hoofdweg bij de noordelijke in- en uitgang. In totaal zijn er in de toekomstige situatie ca 210 parkeerplaatsen rond de supermarkt beschikbaar. Dit zit heel dichtbij de parkeerbehoefte volgens de maximale parkeerkencijfers van het CROW.

Naast de uitbreiding van de supermarkt is ook onderzocht wat de invloed is van een gezondheidscentrum dat zich mogelijk aan de Vennerstraat gaat vestigen. Parkeren zal dan ook op dit terrein plaatsvinden.

Tabel 6: scenario 2 parkeerbehoefte gezondheidscentrum

Functie   Omvang   Parkeerkencijfer   Parkeerbehoefte  
- Apotheek   1 eenheid   2,2 - 2,7 per eenheid   2-3 p.p  
- Huisarts   4 behandelkamers   2,0 - 2,5 per behandelkamer   8-10 p.p.  
- overige functies   4 behandelkamers   1,5 - 2,0 per behandelkamer   6-8  
- 1 appartement   1 eenheid   1,0 - 1,8 per woning   parkeren op eigen terrein
 
Totaal       16 - 21 p.p.  

In scenario 2 is de parkeerbehoefte ongeveer 16 tot 21 parkeerplaatsen groter dan in scenario 1. In totaal bedraagt de parkeerbehoefte in scenario 2 circa 152 tot 242 parkeerplaatsen. Er zijn in de toekomstige situatie ca 210 parkeerplaatsen beschikbaar. De parkeerbehoefte van het gezondheidscentrum en de supermarkt zijn bij elkaar opgeteld. Naar verwachting is er deels sprake van een dubbelfunctie. Een bezoekje aan de huisarts, apotheek of supermarkt zullen in de praktijk zo mogelijk gecombineerd worden waardoor er in een dergelijk geval niet 2 of 3 maar slechts 1 parkeerplek gebruikt wordt. De kengetallen komen uit de CROW die daarbij uitgaat van gemiddelde weekdagen. Door de koopzondagen gaat in ieder geval voor de supermarkt de parkeerbehoefte op weekdagen iets naar beneden. Gelet op de lokale functie, kern Eelde-Paterswolde, zal een deel van de klanten bij eventuele parkeerkrapte een bezoekje aan het gezondheidscentrum sneller op de fiets doen. Het aantal van ca. 210 parkeerplaatsen vinden wij dan ook voldoende voor scenario 1 en 2.

Conclusie

De uitbreiding van de supermarkt en omliggende winkels heeft een toename van de parkeerbehoefte tot gevolg. In de plannen is ook voorzien in de aanleg van extra parkeerplaatsen, zodat in de toekomstige situatie ca. 210 parkeerplaatsen beschikbaar zijn. Dit aantal is voldoende om in beide scenario's in de optredende parkeerbehoefte te voorzien.

4.11 Water

Bij elk bestemmingsplan dient nauwkeurig onderzocht te worden of er ook waterbelangen in het geding zijn. De watertoets heeft tot doel om te komen tot een goed functionerend en beheersbaar ontwerp van de waterhuishouding en de riolering voor het plangebied, dat aansluit op het vigerende beleid van het rijk, de provincie, het waterschap en de gemeente. Hiertoe worden de randvoorwaarden en uitgangspunten voor het ontwerp vroegtijdig in het ruimtelijk planproces uitgewerkt en kunnen eventuele kansen of knelpunten in dit stadium worden gesignaleerd.

Voor dit bestemmingsplan is via www.dewatertoets.nl een digitale watertoets uitgevoerd. Daarbij is het plangebied ingetekend en getoetst door het Waterschap. Hieruit is naar voren gekomen dat een normale procedure gevolgd dient te worden. Het plan is tevens telefonisch nader afgestemd met waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's. Het grootste gedeelte van het plangebied ligt in het beheersgebied van waterschap Noorderzijlvest. . De oostkant van het plangebied, de geplande rotonde, ligt in het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's. De waterschapsgrens ligt op de Hoofdweg. Beide waterschappen zijn dan ook gevraagd hun mening kenbaar te maken.

Watertoetsaspecten

De volgende waterthema's zijn tijdens het watertoetsproces doorlopen:

  • waterkwantiteit;
  • waterkwaliteit;
  • waterkeringen;
  • afvalwaterketen;
  • beheer en onderhoud nieuw oppervlaktewater.

In deze paragraaf worden per thema de aandachtspunten toegelicht die door de waterbeheerder zijn benoemd.

Waterkwantiteit

De Waterschappen streven naar het afkoppelen van afstromend regenwater van schoon verhard oppervlak. Aangezien er oppervlaktewater ontbreekt in het plangebied is de beste mogelijkheid om regenwater af te voeren om aan te sluiten op het bestaande rioleringssysteem.

In het plangebied komen ondiepe storende lagen voor. Deze lagen, die vaak uit klei of leem bestaan, zorgen ervoor dat hemelwater moeilijk in de grond kan infiltreren. Hierdoor kan er wateroverlast ontstaan bij hevige neerslag. Voor dit plan hebben de ondiepende storende lagen geen consequenties omdat het regenwater via verhard oppervlak wordt afgevoerd naar het rioleringsstelsel.

Waterkwaliteit

Om verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater te voorkomen is het van belang om zo min mogelijk uitlogende of anderszins uitspoelende bouwstoffen toe te passen waardoor het afstromende hemelwater wordt vervuild. De volgende maatregelen zijn van belang om vervuiling te voorkomen:

  • uitlogende materialen voorzien van een coating
  • toepassen van olie- en vetafscheiders bij wegen en parkeerplaatsen

Waterkeringen

In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Afvalwaterketen

De aansluiting van nieuw verhard oppervlak op het rioleringsstelsel wordt nader uitgewerkt. Dit vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Een rioleringsstelsel is reeds aanwezig in het gebied.

Beheer en onderhoud nieuwe oppervlaktewater

In de nieuwe situatie is geen sprake van nieuw oppervlaktewater. Hierover hoeven geen nadere afspraken te worden gemaakt.

Conclusies

Tot slot worden de belangrijkste conclusies uit het wateradvies samengevat:

  • er hoeft geen compenserend water te worden gerealiseerd binnen het plangebied;
  • om vervuiling van het grond- en oppervlaktewater te voorkomen is het van belang om zo min mogelijk uitlogende of anderszins uitspoelende bouwstoffen toe te passen waardoor het afstromende hemelwater wordt vervuild;
  • de aansluiting op het rioleringssysteem zal nader worden uitgewerkt maar vormt geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

De betrokken waterschappen Hunza en Aa's en Noorderzijlvest hebben inmiddels schriftelijk medegedeeld in te stemmen met de conclusies van de waterparagraaf.

4.12 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Inleiding

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het Besluit is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit milieueffectrapportage (kolom 1 van de D-lijst), maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen. Een stedelijk ontwikkelingsproject staat omschreven het Besluit onder D 11.2. De voorgenomen ontwikkeling (uitbreiding van een supermarkt en aanpassing infrastructuur) blijft weliswaar ruim onder de aangegeven drempelwaarden (kolom 2), maar op grond van de nieuwe wetgeving is alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. In dat kader is een vormvrije m.e.r.-beoordeling gemaakt, waarin in principe voor alle milieuaspecten moet worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze maakt onderdeel uit van de toelichting van het bestemmingsplan (art. 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage).

De voorgenomen ontwikkeling

De ontwikkeling betreft de uitbreiding van een bestaande supermarkt en aanpassing van een kruising naar een rotonde in de kern van Paterswolde.

Beoordeling

Bij de beoordeling of een project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is rekening gehouden met de criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG). De hoofdcriteria zijn:

  • 1. kenmerken van de projecten
  • 2. plaats van de projecten
  • 3. kenmerken van het potentiële effect

In deze paragraaf is beoordeeld, of het plan mogelijk belangrijke negatieve gevolgen kan hebben voor het milieu.

Water

De eisen en de voorwaarden die de Waterschappen stellen, dragen er zorg voor dat er ook geen belangrijke negatieve gevolgen zullen zijn voor de waterhuishouding en het watersysteem.

Ecologie

Bij de ontwikkeling zal er sprake zijn van de sloop van panden en kap van enkele bomen. Daarom is in het plangebied ecologisch onderzoek uitgevoerd waarbij specifiek gelet is op deze panden en bomen. Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het gebied mogelijk geschikt is / en gebruikt wordt door vleermuizen. Deze zullen de aanwezige (en te kappen) bomen niet gebruiken als rustplaats maar mogelijk wel als fourageergebied. De te slopen panden zijn vanwege de platte daken en of dichtgepleisterde wanden niet geschikt als rustplaats.Op grond van ecologisch onderzoek dat is uitgevoerd is er in één pand (Hoofdweg 194) mogelijk sprake van de aanwezigheid van vleermuizen. Aan dit pand zullen geen veranderingen optreden.

Naast een verkorte Natuurtoets heeft er ook een specifieke bomenanalyse plaatsgevonden omdat toch meer bomen gekapt moesten worden dan in eerste instantie onderzocht. Uit de bomenanalyse is gebleken dat enkele bomen mogelijk toch geschikt zijn voor vleermuizen vanwege aanwezige holten. Om uit te sluiten dat in strijd met de wet gekapt wordt is nader onderzoek opgestart waaruit is gebleken dat de holten geschikt zijn, vleermuizen zijn niet aangetroffen.

Uit het onderzoek blijkt dat de gunstige staat van instandhouding van voorkomende en verwachte zoogdieren zal niet worden aangetast als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling (sloop panden en kap van bossages/bomen voor de rotonde en uitbreiding supermarkt). Hiervan uitgaande, worden geen aanmerkelijke gevolgen voor de duurzame instandhouding van (te beschermen) soorten verwacht. Ook wat dit aspect betreft kan daarom worden geconcludeerd dat het project geen bijzondere kenmerken heeft, waardoor belangrijke negatieve gevolgen kunnen worden verwacht.

Bodem

Ten behoeve van de realisatie van de ontwikkeling is bodemonderzoek uitgevoerd om de kwaliteit van de bodem en het grondwater in beeld te brengen. Op dit punt zijn er geen belangrijke negatieve gevolgen voor het plan of het milieu.

Archeologie

In het plangebied zijn geen archeologische monumenten /restanten in de bodem aanwezig is aangetoond in het archeologisch onderzoek. Daarom worden geen belangrijke negatieve gevolgen voor archeologie en cultuurhistorie verwacht.

Externe veiligheid

In het plangebied is geen buisleiding gelegen. Ook anderszins is geen sprake van risicobronnen vanuit het aspect externe veiligheid. Het aspect speelt daarmee geen beperkende rol in de planvorming.

Geluid

Ten behoeve van het aspect geluid zijn er een drietal onderzoeken uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat met behulp van enkele maatregelen voldaan wordt aan de wettelijke geluidniveau's in de omgeving. Daarmee vormt het aspect geluid geen beperking voor de realisatie van de plannen.

Verkeer

Voor een stedelijke ontwikkeling is veelal de ontsluiting en de invloed op het verkeerssysteem en verkeersstromen een belangrijke factor. Deze verdienen aandacht vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid, verkeershinder / barrièrewerking, geluid en luchtkwaliteit. Door de komst van de rotonde zal de weg aantrekkelijker worden voor verkeer. Gezien de functie van de weg dwars door de kern zal er geen sprake zijn van een forse toename van verkeers zodat geen belangrijke negatieve effecten worden verwacht.

Luchtkwaliteit

Op 1 augustus 2008 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL zorgt ervoor dat Nederland binnen de door Europa gestelde termijn zal voldoen aan de Europese grenswaarden op het gebied van fijnstof en stikstofdioxide. In het NSL is een lijst met ruimtelijke en infrastructurele projecten opgenomen met een maatregelenpakket, dat ervoor gaat zorgen dat de huidige overschrijdingen van de luchtkwaliteit worden opgelost en de negatieve effecten van geplande ruimtelijke ontwikkelingen worden gecompenseerd.

De inwerkingtreding van het NSL heeft gevolgen voor het Besluit niet in betekenende mate (NIBM). Een project is vanaf 1 augustus 2008 NIBM als het een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De onderstaande categorie is altijd NIBM. Woningbouw:

  • 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg
  • 3000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling

Gezien het aantal verkeersbewegingen dat van- en naar de supermarkt zullen plaatsvinden zal het project ook onder de regeling NIBM vallen zodat verder onderzoek achterwege gelaten kan worden.

Conclusie

De voorgenomen uitbreiding kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals omschreven in het Besluit milieueffectrapportage onder D 11.2 De conclusie van de m.e.r.-beoordeling is dat het plan op zich en in samenhang met andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het woon- en leefmilieu in de omgeving. Er worden geen negatieve effecten verwacht vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van gevoelige gebieden. De overall conclusie is op grond hiervan dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht en dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk wordt geacht.

 

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Inleiding

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels:
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Het bestemmingsplan regelt de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden. Het is voor burgers, bedrijven en overheden bindend. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en de verbeelding (plankaart). De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De verbeelding is zowel analoog als digitaal beschikbaar. Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden in de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).

SVBP 2008

Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Deze standaard is vanaf 1 januari 2010 verplicht voor bestemmingsplannen die na deze datum als ontwerp ter inzage worden gelegd. Zo voorziet het SVBP2008 in een standaardopbouw van een bestemmingsplan door onder andere:

  • standaardbenamingen van een bestemming en de daarin voorkomende regels
  • (bouwregels, omgevingsvergunningen e.d.);
  • de alfabetische volgorde van de begrippen en bestemmingen;
  • een vaste volgorde van een indeling van een bestemming;
  • een aantal standaard begrippen;
  • een standaard wijze van meten;
  • vaste kleuren en kleurcodes van een bestemming op de verbeelding;
  • standaard benamingen van aanduidingen op de verbeelding en in de regels.

Het plan is als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de daartoe gestelde eisen. Het plan kan in het informatiesysteem van de gemeente worden ingevoerd en worden ontsloten via internet. Er blijft een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan bestaan.

5.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit eerste artikel is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke worden gebruikt in de planregels, teneinde misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel staat beschreven hoe er gemeten wordt.

5.3 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per bestemming de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • ontheffing van de bouwregels (indien van toepassing);
  • specifieke gebruiksregels (indien van toepassing);
  • ontheffing van de gebruiksregels (indien van toepassing).

Artikel 3 Centrum

De bestemming Centrum is toegekend aan de supermarkt, winkels, bovenliggende appartementen en het pand aan de Hoofdweg 194. De woonfunctie op dit laatste pand is vervallen en het pand zal gebruikt worden voor een centrumfunctie, waarbij ook zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen mogelijk zijn in het pand. Binnen de bestemming is een regeling opgenomen voor de toelaatbaarheid van beroepen en bedrijven aan huis. De bouw- en goothoogte worden aangegeven via de maatvoering in de verbeelding.

Binnen de bestemming zijn de garageboxen specifiek bestemd en hiervoor zijn regels opgenomen. Ook is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het oprichten van niet verlichte reclame-uitingen en overkappingen.

 

Artikel 4 Verkeer

De bestemming verkeer is toegekend aan de infrastructuur en parkeerterreinen in het plangebied. Het parkeerterrein is met een speciale aanduiding weergegeven op de verbeelding. Er mag binnen de bestemming gebouwd worden voor de opslag van winkelwagentjes. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter. Specifieke regels zijn opgenomen voor overkappingen en reclame-uitingen om te voorkomen dat het gehele terrein overkapt kan worden. Tevens is door middel van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-uitsluitend parkeren' een gebied bij de Vennerstraat aangegeven waar uitsluitend geparkeerd mag worden.

Artikel 5 Woongebied

De bestemmming Wonen is toegekend aan de woningen aan de Hoofdweg 196, 198 en 200. Dit kunnen vrijstaande en geschakelde woningen zijn. Binnen de bestemming is een regeling opgenomen voor de toelaatbaarheid van beroepen en bedrijven aan huis. Woningen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Door middel van een aanduiding zijn de woningen als karakteristiek aangemerkt vanwege hun verschijningsvorm. Daarom zijn ook de hoogte en oppervlakte vastgelegd op de bestaande maatvoering. Er zijn regels gesteld ten aanzien van de hoogte van de gebouwen in combinatie met aanduidingen op de verbeelding. Deze hoogtes zijn bepaald na inventariastie. Door middel van een afwijkingsmogelijkheid kunnen onder voorwaarden bedrijven aan huis mogelijk gemaakt worden.

 

5.4 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels beschreven die van toepassing zijn op het bestemmingsplan.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Hierdoor wordt bepaald dat gronden niet tweemaal voor een vergunning in aanmerking kunnen komen.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt welk gebruik in ieder geval aangemerkt wordt als strijdig met de bestemmingen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Hierin wordt onder andere geregeld dat ontheffing mag worden verleend van bepaalde hoogten, percentages en afstandseisen (tot niet meer dan 10%) en dat bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden. Hieraan zijn enkele voorwaarden en beperkingen verbonden.

5.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

Het overgangsrecht betreft regels ten aanzien van bestaande bouwwerken en bestaand gebruik die niet (geheel) passen in dit nieuwe bestemmingsplan.

Artikel 10 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan).

5.6 Crisis- en herstelwet

De gemeenteraad zal het bestemmingsplan te zijner tijd vaststellen ten behoeve van de aanleg of wijziging van wegen als bedoeld in bijlage 1 van de Crisis en herstelwet onder punt 3.4 van de Crisis- en herstelwet. De aanleg van de rotonde c.a. valt daarmee onder de werking van de Crisis- en herstelwet. Dit betekent dat als na de vaststelling van het bestemmingsplan beroep wordt ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het moet het beroepschrift onmiddellijk de beroepsgronden bevatten en - na afloop van de termijn van het instellen van beroep - geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Ook beslist de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een half jaar op een beroep.

5.7 Coördinatieregeling

Vanuit de Wro (artikel 3.30) is het mogelijk om de verschillende besluiten die samenhangen met de realisatie van ontwikkelingen te coördineren. Hiermee is het mogelijk om de benodigde uitvoeringsbesluiten, inclusief omgevingsvergunningen van de Wabo, te coördineren met het vaststellingsbesluit van het bestemmingsplan.
De besluiten worden gezamenlijk ter inzage gelegd. Daardoor kan er in één keer op alle gecoördineerde besluiten worden gereageerd. Er is beroep mogelijk bij één instantie (anders meerdere instanties), namelijk de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling bestuursrechtspraak behandelt de besluiten als één besluit en dient binnen zes maanden na ontvangst van het verweerschrift een besluit te nemen.
Hierdoor kan er aanzienlijke tijdwinst worden behaald als de uitvoeringsbesluiten en het bestemmingsplan worden gecoördineerd. De gemeenteraad heeft op 26 februari en 27 augustus 2013 dan ook besloten om deze regeling van toepassing te verklaren op de vergunningen en procedures die doorlopen worden.

De gemeente heeft ervoor gekozen om naast de formele procedure op twee manieren de omgeving te betrekken bij de totstandkoming van dit besluit (waarin ook het bestemmingsplan is opgenomen). Allereerst zal er met direct betrokkenen persoonlijk overlegd worden waarbij de plannen worden toegelicht. Daarnaast zal er een algemene informatieavond gehouden worden. Tijdens deze avond kunnen reacties gegeven worden op de plannen. Deze reacties worden meegenomen in het definitieve besluit. De ontwerp besluiten alsmede de publicatie zijn als bijlage 13 t/m 17 opgenomen aan deze toelichting.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tussen initiatiefnemer van de uitbreiding van de supermarkt c.a. en de gemeente is in april 2012 een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten. Gelet hierop wordt de gemeenteraad t.z.t. voorgesteld om te besluiten geen exploitatieplan vast te stellen aangezien het verhaal van de kosten van grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins is verzekerd.

Voor de ontwikkeling van de rotonde ter uitvoering van het Komplan Paterswolde is door de gemeenteraad op 22 november 2011 krediet beschikbaar gesteld voor de voorbereiding van de plannen. Gelijktijdig met het bestemmingsplan wordt het uitvoeringskrediet beschikbaar gesteld, de middelen zijn reeds gereserveerd op de gemeentelijke begroting en voor het project is subsidie van de provincie Drenthe gekregen. Met dit budget kan de aanleg van de rotonde worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

“De gemeenteraad heeft op 20 november 2012 ten aanzien van het bestemmingsplan Centrum Paterswolde toepassing te geven aan de Inspraakverordening door het beleggen van een informatie- en/of inloopavond voor de bevolking en belanghebbenden. Dit in combinatie met 1 op 1 overleg met een aantal direct betrokken eigenaren en bewoners, de ondernemersvereniging Eelde- Paterswolde Zakelijk, de Fietsersbond en “de Werkgroep Meedoen Mogelijk Maken”.

Vanaf 22 maart 2013 hebben de bij het bestemmingsplan behorende stukken gedurende zes weken als voorontwerp voor een ieder ter inzage gelegen. De reacties die tijdens deze procedure zijn binnengekomen zijn van een gemeentelijke reactie voorzien in een notitie inspraak en overleg. Deze notitie is als bijlage 12 opgenomen in dit bestemmingsplan.

Het ontwerp bestemmingsplan wordt eveneens gedurende zes weken ter inzage gelegd. De resultaten van deze ter inzage periode worden na afloop van de ter inzage termijn onderstaand beschreven. Ingekomen zienswijzen worden betrokken bij de definitieve besluitvorming ten aanzien van de vaststelling van het bestemmingsplan.