direct naar inhoud van Regels
Plan: Centrum Paterswolde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Centrum Paterswolde met identificatienummer NL.IMRO.1730.BPCentrumPatwolde-0301 van de gemeente Tynaarlo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

het verrichten van werkzaamheden van dienstverlenende en/of ambachtelijk productieve aard zoals weergegeven in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid behorende bij deze regels, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsmatige activiteit. De ruimtelijke uitstraling van het aan huis verbonden bedrijf dient in overeenstemming te zijn met de woonfunctie;

1.4 aan huis verbonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van administratieve, juridische, medische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische diensten zoals weergegeven in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid zoals opgenomen bij deze regels, dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroepsmatige activiteit. De ruimtelijke uitstraling van het aan huis verbonden beroep dient in overeenstemming te zijn met de woonfunctie;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw(en) zijnde;

1.8 bebouwingsgrens:

de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan;

1.9 bedrijf:

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 beeldbepalend / karakteristiek

een te beschermen bouwwerk of object van vroege cultuur, bewoning of nijverheid, dat niet onder de Monumentenwet 1988 valt of als provinciaal monument is aangewezen;

1.11 bestaand
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.15 bijgebouw

een gebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.16 bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een kantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé, etc.;

1.24 dienstverlenend bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten door fotostudio's, schoonheidsspecialiste en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en praktijkruimten;

1.25 garagebox:

een stallingsruimte voor één auto, deel uitmakende van een complex van dergelijke stallingen;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is

1.28 kantoor:

een gebouw, of gedeelte van een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.29 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal en/of medische, sociaal en/of culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, kinderopvang en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

1.30 overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal één wand is omgeven;

1.31 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdingang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.32 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens is begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in Staat van Bedrijfsactiviteiten deeluitmakende van deze regels;

1.34 uitbouw

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;

1.35 winkel:

een gebouw, of gedeelte van een gebouw, dat blijkens zijn aard en indeling dienstbaar is aan de uitoefening van de detailhandel;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.37 Wro:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijden van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.38 zakelijke dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten door reisbureaus, uitzendbureaus, reclamebureaus, architectenbureaus en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven, kantoren en praktijkruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.7 lessenaarsdak

in afwijking van het bepaalde onder 2.2 en 2.4 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, rookkanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Voorzover in de regels een goothoogte en dakhelling is voorgeschreven, is het bepaalde onder 2.2 niet van toepassing op dakkapellen.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met uitzondering van de Hoofdweg 194;
  • b. detailhandel;
  • c. zakelijke dienstverlening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ´dienstverlening´ een dienstverlenend bedrijf, zakelijke dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is de bestemming mede gericht op het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle gebouwen;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. reparatie-, verhuur-, installatie- en dienstverlenende bedrijven, welke wat betreft geur, stof,geluid en gevaar toelaatbaar zijn naast woningen;
  • h. bestaande bedrijven voorzover deze niet vallen onder f;
  • i. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen';
  • j. verkeer en verblijf;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. aan huis verbonden beroepen;

De toelaatbaarheid van bedrijven genoemd in lid 3.1 onder f wordt met het oog op het woon- en leefklimaat bepaald aan de hand van de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijven, die wat betreft geur, stof, gevaar en geluid vergelijkbaar zijn met de bedrijven genoemd onder catergorieen 1 en 2 zijn zonder meer toelaatbaar.

Voorzover een bedrijf niet of in een naast hogere categorie in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomt, dan wel daarmee vergelijkbaar is, gaat het bevoegd gezag bij een verzoek om een omgevingsvergunning na of het betreffende bedrijf, naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid kan worden gelijkgesteld met de bedrijven genoemd in de categorieën 1 en/of 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

De bescherming van archeologische waarden is in de bestemming begrepen.

Aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan, voorzover wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
  • 3. het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
  • 4. het deel van de voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 45 m² bedragen, met dien verstande dat de aan huis verbonden activiteiten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van het hoofdgebouw- en/of bijgebouw;
  • 5. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
  • 6. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 meter en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan;
  • 7. buitenopslag is niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen binnen het bouwvlak dienen te worden gebouwd;
  • b. de dakhelling 0 - 60o;
  • c. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • d. de goot- en bouwhoogte niet meer bedraagt dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m). Bij platte afdekking dient de goothoogte als bouwhoogte te worden aangehouden;
  • e. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 10;
  • f. in afwijking van het voorgaande geldt voor de gronden aangegeven met ´karakteristiek´ dat uitsluitend de bestaande verschijningsvorm wat betreft goot- en bouwhoogte, dakhelling en plaatsing op het bouwperceel is toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' mag maximaal 450 m² van het bouwvlak worden bebouwd.
3.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - garageboxen' mogen garageboxen gebouwd worden;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • b. de dakhelling in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen;
  • c. de situering van nieuw op te richten bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw, waar de aanduiding 'karakteristiek' betrekking op heeft, onevenredig wordt aangetast.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

middels omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder f en toestaan dat de goot- of bouwhoogte of kapvorm wordt gewijzigd, mits hieraan geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en instandhouding van de bestaande karakteristieke panden redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • b. lid 3.2.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de hoogte niet meer dan 11 meter mag bedragen.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van woonfuncties;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten;
  • d. op het perceel Hoofdweg 194 mag niet worden gewoond.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, voor de vestiging van bedrijven genoemd in een hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:
    • 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden verricht;
    • 3. het beroep dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning;
    • 4. het deel van de voor uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten mag tot 30% van de met bouwvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijbehorend bouwwerk bedragen, met een maximum oppervlakte van 45 m²;
    • 5. er mogen geen milieuvergunningplichtige of meldingplichtige activiteiten plaatsvinden;
    • 6. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
    • 7. er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat optreden door overlast van gebruikte apparatuur (geluidsoverlast, geuroverlast, etc.);
    • 8. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bijlage;
    • 9. buitenopslag is niet toegestaan;
    • 10. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 meter en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan.

3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • Het slopen van een gebouw op de gronden aangegeven met ´karakteristiek´.
3.7.2 Uitzondering

Het bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en het beheer van het gebied betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.

3.7.3 Toetsingscriterium

Bij de beslissing door burgemeester en wethouders wordt het toetsingscriterium in acht genomen dat door het slopen, dan wel door de hiervan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de dorpskarakteristiek van Eelde-Paterswolde niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen met het slopen worden gediend. Bij de aanvraag om sloopvergunning moet een bouwhistorisch onderzoeksrapport worden overlegd.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor intern en doorgaand verkeer met uitzondering van de gronden aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - uitsluitend parkeren';
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. een parkeerterrein uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • d. voor de opslag van winkelwagentjes, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. reclame uitingen, waaronder ook wordt verstaan vlaggenmasten ten dienste van reclame uiting;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - uitsluitend parkeren' uitsluitend parkeerplaatsen;
  • g. parkeerstroken;
  • h. groenvoorzieningen;

De bescherming van archeologische waarden is in de bestemming begrepen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de opslag van winkelwagentjes gelden de volgende regels:
    • 1. het aantal gebouwen niet meer mag bedragen dan 7 stuks;
    • 2. de hoogte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 meter;
    • 3. opslag van winkelwagentjes mag uitsluitend op de gronden aangeduid met de aanduiding 'parkeerterrein';
  • b. Voor het bouwen ten dienste van de overige doeleinden, geldt dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. overkappingen zijn niet toegestaan
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van reclame uitingen bedraagt niet meer dan 4 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - alleen bestaande, niet verlichte, reclame uitingen toegestaan'reclame uitingen alleen zijn toegestaan, voor zover het het bestaande aantal betreft en zij niet verlicht zijn;
  • c. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;
    • 2. niet meer dan 50 % van een bouwperceel mag worden bebouwd.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

middels omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het oprichten van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van reclame uitingen en overkappingen met dien verstande dat:

  • a. overkappingen niet hoger dan 3 meter mogen zijn;
  • b. vlaggenmasten ten behoeve van reclame uitingen niet hoger mogen zijn dan 8 meter; en
  • c. overige reclame uitingen niet hoger mogen zijn dan 6 meter.

Artikel 5 Woongebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is de bestemming mede gericht op het behoud, beheer en herstel van de cultuurhistorische waarden van de op het perceel voorkomende monumentale en/of cultuurhistorische waardevolle gebouwen;
  • c. aan huis verbonden beroepen en bedrijven;
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;

De bescherming van archeologische waarden is in de bestemming begrepen.

Aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan, voorzover wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
  • 3. het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
  • 4. het deel van de voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 45 m² bedragen, met dien verstande dat de aan huis verbonden activiteiten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van het hoofdgebouw- en/of bijgebouw;
  • 5. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
  • 6. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  • 7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 meter en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan;
  • 8. buitenopslag is niet toegestaan.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de woningen geschakeld gebouwd dienen te worden ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. de woningen vrijstaand gebouwd dienen te worden ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • d. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal per bouwperceel;
  • e. de woningen dienen te worden geplaatst binnen een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens met een diepte van ten hoogste 15 meter, dan wel ten hoogste de diepte van de strook waarbinnen de bestaande woning is gebouwd indien deze meer bedraagt;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 3 meter, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande gebouw tot die perceelsgrens indien deze minder bedraagt;
  • g. de goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m);
  • h. de dakhelling bedraagt niet minder dan 30°, dan wel de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
  • i. van een bouwperceel mag niet meer dan 50% worden bebouwd, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer is;
  • j. uitbouwen dienen aan het hiervoor gestelde te voldoen, dan wel aan het gestelde onder 5.2.2 (regeling bijgebouwen);
  • k. in afwijking van het voorgaande geldt voor de gronden aangegeven met 'karakteristiek' dat uitsluitend de bestaande verschijningsvorm wat betreft goot- en bouwhoogte, dakhelling, dakvorm en plaatsing op het perceel is toegestaan.
5.2.2 Bijgebouwen en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en uitbouwen, voorzover deze niet voldoen aan het bepaalde onder 5.2.1, ten behoeve van wonen, gelden de volgende regels :

  • a. er dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. er dient minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande bijgebouw tot (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw indien deze minder bedraagt;
  • c. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 3 meter en 6 meter, met dien verstande dat in geval van platte afdekking de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 60 m², met inachtneming van de regel dat niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd, dan wel niet meer dan het bestaande percentage indien dat meer is.
5.2.3 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

  • a. de bouwhoogte op tuinen en erven niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • b. niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
  • c. de bouwhoogte van erf- terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 meter en daarachter ten hoogste 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 meter of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 meter bedraagt.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van gebouwen, in die zin dat de hoofdgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  • b. de dakhelling, in die zin dat deze niet minder dan 40° en niet meer dan 60° dient te bedragen;
  • c. de situering van nieuw op te richten bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', teneinde te voorkomen dat de cultuurhistorische waarde van het gebouw, waar de aanduiding 'karakteristiek' betrekking op heeft, onevenredig wordt aangetast. .
5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1, onder g: mits wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogte van de in de directe nabijheid van de woning gelegen bebouwing;
  • b. lid 5.2.1, onder f: ten behoeve een geringere afstand tot de grens van het bouwperceel, dan wel het bouwen op de grens van het bouwperceel;
  • c. lid 5.2.1, onder h: voor een geringere dakhelling en/of een platte afdekking of een andere afwijkende dakvorm;
  • d. lid 5.2.1 onder k en toestaan dat de goot- of bouwhoogte of kapvorm wordt gewijzigd, mits hieraan geen onevenredige afbreuk wordt gedaan en instandhouding van de bestaande karakteristieke panden redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • e. lid 5.2.2, onder a en b: voor de bouw van erkers en toegangsportalen voor de naar de weg gekeerde gevel, mits:
    • 1. deze de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 meter overschrijden;
    • 2. de (gezamenlijke) lengte niet meer bedraagt dan 75% van de lengte van die gevel;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
  • f. lid 5.2.2, onder a en b: voor de bouw van uitbouwen, voorzover deze niet voldoen aan het bepaalde in lid 5.2.1(regels ten aanzien van hoofdgebouwen), en al dan niet vrijstaande bijgebouwen voor een van (het verlengde van) de naar de weg gekeerde zijgevel van hoekwoningen, mits:
    • 1. de overschrijding van de bouwgrens niet meer dan 3,5 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de grens van het bouwperceel minimaal 2 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot (het verlengde van) de andere naar de weg gekeerde voorgevel van de hoekwoning minimaal 1 meter bedraagt;
    • 4. het stedenbouwkundig beeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • g. lid 5.2.2, onder b: tot een afstand van 1 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw;
  • h. lid 5.2.2, onder d:
    • 1. tot een oppervlakte van 80 m², mits het bouwperceel ten minste 500 m² bedraagt, dan wel de vergroting gelet op het levensloopbestendig maken van de woning en/of de verminderde validiteit van de bewoner noodzakelijk is;
    • 2. tot een oppervlakte van 90 m², mits het bouwperceel ten minste 750 m² bedraagt dan wel de vergroting gelet op het levensloopbestendig maken van de woning en/of de verminderde validiteit van de bewoner noodzakelijk is;
    • 3. tot een oppervlakte van 100 m², mits het bouwperceel ten minste 1.000 m² bedraagt dan wel de vergroting gelet op het levensloopbestendig maken van de woning en/of de verminderde validiteit van de bewoner noodzakelijk is;
  • i. lid 5.2.2, onder a en b: voor de bouw van een carport, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van een carport ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de afstand van een carport tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 meter bedraagt, tenzij de carport in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de carport op ten hoogste 1 meter voor de voorgevel wordt gebouwd;
  • j. lid 5.2.4, onder c: tot een bouwhoogte van 2 meter.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van woonfuncties;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden bedrijf, met dien verstande dat voor het gebruik van een deel van de woning voor de uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten de volgende criteria in acht dienen te worden genomen:

  • a. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
  • b. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het bedrijf mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
  • c. het bedrijf dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
  • d. het deel van de voor uitoefening van aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseer de oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw bedragen, met een maximum oppervlakte van 45 m²,
  • e. de aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten moeten plaatsvinden in een afgebakend en/of helder begrensd deel van het hoofdgebouw- en/of bijgebouw;
  • f. er mogen geen omgevingsvergunningplichtige activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of meldingsplichtige activiteiten volgens het Activiteitenbesluit plaatsvinden en/of activiteiten die vallen onder artikel 2.2.a Besluit omgevingsrecht;
  • g. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel plaatsvinden, ook mag geen prostitutie- of seksinrichting worden opgericht;
  • h. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  • i. er mag geen onevenredige aantasting van het woonklimaat optreden door overlast van gebruikte apparatuur (geluidsoverlast, geuroverlast et cetera);
  • j. uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan indien deze voorkomen in, of gelijk te stellen zijn aan de in de lijst van aanvaardbare vormen van aan huis verbonden bedrijvigheid genoemde aan huis verbonden bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen bij deze regels;
  • k. buitenopslag is niet toegestaan;
  • l. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 meter en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Licht-reclame is niet toegestaan.
5.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het slopen van een gebouw op de gronden aangegeven met ´karakteristiek´.
5.7.2 Uitzondering

Het bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en het beheer van het gebied betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. De bedoelde omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de bouwkundige staat van het gebouw zodanig is dat de sloop vanuit het oogpunt van goede volkshuisvesting noodzakelijk is, en/of renovatie redelijkerwijs niet mogelijk is.

5.7.3 Toetsingscriterium

Bij de beslissing door burgemeester en wethouders wordt het toetsingscriterium in acht genomen dat door het slopen, dan wel door de hiervan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de dorpskarakteristiek van Eelde-Paterswolde niet onevenredig wordt aangetast in verhouding tot de mate waarin andere belangen met het slopen worden gediend. Bij de aanvraag om sloopvergunning moet een bouwhistorisch onderzoeksrapport worden overlegd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. de bestemmingsbepalingen in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;

mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met maximaal 10%.

9.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 9.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Centrum Paterswolde.