direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Transferium De Punt
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Zowel nationaal als internationaal is te zien dat de groei van voorzieningen, werk en wonen zich vooral voordoet in steden. Gevolg hiervan is ook een toename van het verkeer van en naar steden. Al jaren wordt in Nederland een bereikbaarheidsbeleid gevoerd om stedelijke centra bereikbaar te houden en daar waar nodig verder te verbeteren. Robuustheid en samenhang met inzet van alle beschikbare modaliteiten zijn noodzakelijk om een goede bereikbaarheid te kunnen garanderen, ook in de toekomst.

In 2013 is de Netwerkanalyse Regio Groningen Assen uit 2006 geactualiseerd. In het kader hiervan zijn prognoses uitgevoerd met het verkeersmodel (NRM 2013). Hieruit blijkt dat de mobiliteit van personen ook de komende decennia nog zal groeien in de regio, vooral op de T-structuur A7/A28 van en naar de steden. De toenemende verkeersdruk veroorzaakt niet alleen milieuhinder maar ook steeds meer files op de hoofdwegen en de stedelijke toegangswegen tijdens de spits, vooral op de A28. Als gevolg van concentratie van voorzieningen zal de bereikbaarheid van de steden Groningen en Assen vanuit het omringende krimpende gebied steeds belangrijker worden.

De Regio Groningen Assen heeft daarom een visie opgesteld op het in de toekomst duurzaam bereikbaar houden van de economische centra Groningen en Assen en het tussenliggende gebied. De regio streeft naar het realiseren van een netwerk van vervoerknooppunten.

Vanwege voorgenoemde ontwikkelingen zien de provincie Drenthe, gemeente Tynaarlo en de regionale partners (Regio Groningen Assen) voldoende potentie om als onderdeel van deze verbetering een multimodaal knooppunt (P+R-voorziening en OV-knooppunt) te realiseren bij De Punt. Op deze locatie komen diverse fiets- en busnetwerken, twee (inter)nationale hoofdwegen (A28 en N34) en de reizigersstromen van Groningen Airport Eelde samen. Vanwege deze strategische ligging biedt De Punt reizigers diverse keuzemogelijkheden in de vervoerswijze.

Provinciale Staten hebben, na in voorgaande jaren verschillende varianten te hebben onderzocht, in december 2015 besloten dat er een OV-knooppunt met een P+R-voorziening bij De Punt langs de A28 gerealiseerd mag worden.

Het gaat om een transferium in de 'oksel' van de bestaande afrit aan de oostzijde van de A28. Het transferium biedt in eerste instantie plaats aan ongeveer 200 parkeerplaatsen met een mogelijke uitbreiding tot circa 500 parkeerplaatsen. Tevens wordt een volledige Haarlemmermeeraansluiting gerealiseerd: een nieuwe op- en afrit van de A28, bestemd voor verkeer naar en van Groningen. Ze komen beide ten noorden van de huidige afslagen. De huidige oprit naar Groningen verdwijnt om ruimte te maken voor het nieuwe transferium. Verder is bij de westelijke op- en afrit een rotonde gepland, wordt de huidige rotonde aan de oostzijde uitgebreid tot een ovonde en komt er een faunapassage.

Om bovengenoemde ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het noorden van de provincie Drenthe, in de gemeente Tynaarlo. Op korte afstand, ten oosten van het plangebied, ligt de gemeente Haren (provincie Groningen). Hier ligt ook het Natura 2000 gebied Drentsche Aa.

Het plangebied wordt doorkruist door de A28 (noord-zuid) en de Groningerstraat (oost-west). Daarnaast zijn de op- en afritten naar en van Groningen en Assen in het plangebied gelegen, in de huidige situatie ten zuiden van de Groningerstraat.

Op onderstaande afbeelding is een luchtfoto van het grootste deel van het plangebied weergegeven. Het plangebied loopt aan de noordkant nog iets door wegens het aanbrengen van een vluchtstrook langs de huidige afrit naar Glimmermade.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201_0001.jpg"

Luchtfoto plangebied (bron: pdokviewer.nl)

1.3 Huidige planologische regeling

Op het plangebied is het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo, vastgesteld op 28 mei 2013, van toepassing. Het grootste gedeelte van het plangebied heeft de enkelbestemming Verkeer. Verder komen de enkelbestemmingen Agrarisch, Water en Natuur voor ten noorden van de Groningerstraat.

De dubbelbestemmingen die in delen van het plangebied gelden zijn Leiding - Gas, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologische verwachting 2, Waarde Cultuurhistorie of Waarde - Openheid. Het noordoostelijke deel van het plangebied heeft daarnaast de dubbelbestemming Waarde - Beekdal.

Voor het gehele gebied gelden de gebiedsaanduidingen Luchtvaartverkeerzone - cns apparatuur 2 en Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied. De gebiedsaanduiding Luchtvaartverkeerzone - 3, Luchtvaartverkeerzone - 4, Geluidszone - 35 ke en Veiligheidszone Bevi gelden voor delen van het plangebied.

Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen. Als bijlage Plangrens is bijgevoegd de plangrens van het plangebied, zichtbaar gemaakt op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201_0002.jpg"

Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Procedurele aspecten

In 1999 is in het regionale beleid al een toekomstvisie, de Regiovisie met bijbehorende Uitvoeringsagenda, opgenomen met een globaal samenwerkingsprogramma voor de regio Groningen Assen. In paragraaf 2.3 wordt hier nader op ingegaan. In de Uitvoeringsagenda wordt ingegaan op het belang van het organiseren van hoogwaardig openbaar vervoer inclusief OV-knooppunten en P+R-locaties. De P+R-locatie De Punt is ook opgenomen in de Uitvoeringsagenda.

Zoals ook in paragraaf 1.1 genoemd, hebben Provinciale Staten in december 2015 besloten dat er een OV-knooppunt met een P+R-voorziening bij De Punt gerealiseerd mag worden. De gemeente Tynaarlo is het bevoegd gezag ten aanzien van het bestemmingsplan. De raad van de gemeente Tynaarlo heeft in september 2017 ingestemd met de ontwikkeling van het transferium.

Het bestemmingsplan biedt een juridische-planologische regeling voor het plan. Het bestemmingsplan is opgenomen in een coördinatieregeling, zoals opgenomen in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening. De regeling is van toepassing verklaard door de gemeenteraad van Tynaarlo, bij raadsbesluit op 12 september 2017, op de voorbereiding en bekendmaking van: de herziening van het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning, het eventueel benodigde verkeersbesluit, de eventueel benodigde hogere grenswaarde Wet geluidhinder en eventueel andere benodigde vergunningen die door het gemeentebestuur moeten worden verleend. Door middel van de coördinatieregeling is de planologische toestemming gecombineerd met de benodigde uitvoeringsbesluiten.

De vergunningen worden nog niet bij het voorontwerp van het bestemmingsplan ter visie gelegd maar worden aan het ontwerpbestemmingsplan toegevoegd. Benodigde vergunningen die door een ander bevoegd gezag eventueel moeten worden verleend, zoals een vergunning op grond van het Keur door het waterschap en een vergunning/ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming door de provincie, worden ter zijner tijd bij het (ontwerp)bestemmingsplan gevoegd.

Voor het plan is tevens een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan zal ook het besluit, genomen door de raad van de gemeente Tynaarlo in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling, bevatten. In paragraaf 4.11 wordt hier nader op ingegaan.

1.5 Opzet bestemmingsplan en leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

De toelichting bestaat uit een aantal hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de beleidsopgaven die gelden voor voorliggend bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 is een planbeschrijving opgenomen. In hoofdstuk 4 worden, onder andere aan de hand van de verrichte onderzoeken, de effecten van het plan op de omgeving beschreven en getoetst aan beleid en wetgeving. Verder is in dit hoofdstuk een toelichting op de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Hoofdstuk 5 bevat de juridische vormgeving en in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Het landelijke beleid voor ruimte en mobiliteit is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die op 13 maart 2012 is vastgesteld. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. Provincies en gemeenten krijgen in de plannen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

Het Rijk zet met de ontwerp structuurvisie het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In de Structuurvisie zijn 13 nationale belangen opgenomen, waaronder het belang om een robuust hoofdnet te realiseren van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen (nationaal belang 5). Het Rijk wil robuustheid en samenhang bereiken door op basis van daadwerkelijke vraag de verschillende modaliteiten (weg, openbaar vervoer en vaarwegen) ieder voor zich te versterken en beter met elkaar te verknopen, waarbij wordt ingezet op ketenmobiliteit en multimodale knopen. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor een robuust en samenhangend regionaal mobiliteitssysteem.

2.2 Provinciaal beleid

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2014

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inwerking getreden op 20 augustus 2014. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.


De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie is verder vertaald in de provinciale Omgevingsverordening. Hierin zijn de voorwaarden opgenomen die de provincie stelt vanuit haar visie.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. In de Omgevingsverordening staan de voorwaarden waaraan ontwikkelingen in de provincie getoetst worden.

Kernkwaliteiten

De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten zijn Aardkundige waarden, Archeologie, Cultuurhistorie, Landschap, Natuur en Rust. Met een deel van de kernkwaliteiten heeft de provincie speciale ambities. Inzet is de kernkwaliteiten te behouden en waar mogelijk te ontwikkelen.

Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van de bedrijvigheid, in het bijzonder wanneer sprake is van ontwikkelingen met positieve aspecten voor de werkgelegenheid en de vestiging van bedrijven. Deze aspecten vormen daarom de kernwaarde bedrijvigheid. Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat.

De kernkwaliteiten en de kernwaarde wegen als uitgangspunt even zwaar. Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van belang.

Aardkundige waarden

Ter plaatse van het plangebied is ten aanzien van de kernkwaliteit Aardkundige waarden sprake van een gemiddeld beschermingsniveau waarvoor de provincie de rol van 'regisseren en voorwaarden stellen' op zich neemt. Dit beschermingsniveau is van provinciaal belang. Bij ontwikkelingen in deze gebieden vormen de aardkundige kenmerken een randvoorwaarde. Initiatiefnemers hebben daarmee de verantwoordelijkheid om vroegtijdig in het planproces inzichtelijk te maken op welke wijze de aardkundige kwaliteiten als (ruimtelijke) onderlegger voor nieuwe plannen worden benut.

Archeologie

De Provincie Drenthe hanteert vier beschermingsniveaus wat betreft archeologie:

  • generiek;
  • behoud in situ;
  • behoud in situ, indien niet mogelijk behoud ex situ;
  • verwachting toetsen door onderzoek.

Het plangebied valt onder het vierde beschermingsniveau vanwege de ligging in het Drentsche Aa gebied (het gehele plangebied) en het beekdal (het deel gelegen westelijk van de A28). In deze gebieden stuurt de provincie op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Als archeologische waarden worden aangetroffen verwacht de provincie dat deze van provinciaal belang zijn. De provincie wil vroegtijdig in het planproces afstemmen met de initiatiefnemers en/of gemeente over het archeologisch onderzoek.

Cultuurhistorie

Wat betreft de kernkwaliteit Cultuurhistorie is een deel van het plangebied gelegen in het deelgebied Drentsche Aa en een deel in het deelgebied Kop van Drenthe. Beide deelgebieden vallen onder het beschermingsniveau 'eisen stellen'. In de Omgevingsvisie zijn voor deze gebieden eisen opgenomen waar de provincie nieuwe ontwikkelingen aan toetst.

Voor beide deelgebieden gelden de volgende ambities:

  • Het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp, es, beekdal en veld, met bijbehorend microreliëf en beplantingselementen als houtwallen, esrandbosjes en middeleeuwse gebruiksbossen. Bovendien kent het esdorpenlandschap een grote tijdsdiepte, wat blijkt uit zichtbare en onzichtbare (pre)historische bewoningssporen als nederzettingen, grafmonumenten en celtic fields.
  • Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. Deze opzet wordt getypeerd door een vrije ordening van bebouwing en boerderijen, afwisseling tussen bebouwde plekken en open ruimtes (in het bijzonder de brinken) en doorzichten naar het omliggende buitengebied.

Voor Kop van Drenthe gelden de volgende specifieke ambities:

  • Het behouden van de openheid van de brede beekdalen als contrast met hun scherpe begrenzingen, in de vorm van houtwallen en bossen.
  • Het veiligstellen van de karakteristiek van de randveenontginningen, door het behouden van licht slingerende wegdorpen en het verder versterken van de houtwalpatronen en de opstrekkende verkaveling in het buitengebied.
  • Het blijvend zichtbaar onderscheiden van de reeks van landgoederen rond Eelde en Paterswolde. Deze reeks wordt gekenmerkt door een karakteristieke tuin- en parkaanleg, ingebed in landschappelijke structuren, met een variatie in maat en schaal en een doorlopende afwisseling van open en besloten ruimtes.

Voor Drentsche Aa gelden de volgende specifieke ambities:

  • Het behouden en herstellen van de oorspronkelijke beekloop in de beekdalen met hieraan gekoppeld de historische percelering, de houtwallen en houtsingels en de reliëfranden.
  • Het zichtbaar houden en beter beleefbaar maken van de historische en prehistorische route, waar karresporen, voorden, grafheuvels en andere prehistorische relicten een unieke verzameling archeologische sporen vormen, in het bijzonder op het Balloërveld.

Landschap

Voor de kernkwaliteit Landschap geldt dat het plangebied is gelegen in het landschapstype Esdorpenlandschap. De landschappelijke kenmerken Beekdal en het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa (hierna te noemen: Nationaal park Drentsche Aa) zijn daarnaast ook van toepassing op het plangebied.

Het provinciaal beleid is voor het landschapstype Esdorpenlandschap gericht op:

  • behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;
  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

Verder is op de A28 ter plaatse van het plangebied de waarde Wegpanorama van toepassing. De provincie Drenthe hecht waarde aan de zorgvuldige presentatie van Drenthe waarin de karakteristieken van de landschapstype en het contact tussen stad en land zichtbaar is.

Natuur

Een klein deel van het plangebied is in het provinciaal beleid aangewezen als NNN. Het gaat om de noordzijde van het plangebied, de oostelijke berm van de A28 met een bermsloot tussen de A28 en de Punterweg. In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de effecten van het plan op natuur en het NNN-gebied.

Rust

Het plangebied is gelegen in het Nationaal park Drentsche Aa, waarin voor de kernkwaliteit Rust wordt ingezet op het behoud van duisternis en het voorkomen en beperken van lichthinder.

2.2.2 Provinciaal verkeers- en vervoersplan Drenthe 2007-2020

In de Omgevingsvisie Drenthe 2014 wordt verwezen naar het Provinciaal verkeers- en vervoersplan Drenthe 2007-2020 (PVVP) in die zin dat deze onveranderd van kracht blijft.

In het PVVP vormt de mobiliteitsbehoefte van burgers, bedrijven en voorzieningen het uitgangspunt. In plaats van de infrastructuur, staat de reiziger centraal. Het beleid uit het PVVP is erop gericht om betrouwbare reistijden te bieden zonder het leefklimaat nadelig te beïnvloeden. Om te kunnen voorzien in de mobiliteitsbehoefte van deur tot deur zijn drie aspecten essentieel: samenwerking, maatwerk en innovatie.

Centraal in het PVVP staat het concentreren van woon- en werklocaties in stedelijke gebieden rond hoofdinfrastructuur en OV-voorzieningen en het structurerend laten doorwerken van infrastructuur voor keuzes in ruimtelijke ontwikkelingen. Meer concreet worden in het stedelijk netwerk Groningen-Assen mogelijkheden gezien om de OV-bereikbaarheid te verbeteren, zoals de ontwikkeling van een transferium ter hoogte van De Punt.

In het PVVP wordt onder andere ingegaan op gebiedsgerichte samenwerking zoals de Regio Groningen Assen. Voor het regionaal verkeersbeleid wordt verwezen naar paragraaf 2.3.

2.3 Regionaal beleid

De Regiovisie Groningen-Assen 2030 (juni 1999) geeft de langetermijnvisie op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio Groningen Assen weer. Deze regio vervult een motorfunctie binnen het Noorden op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, woningbouw, voorzieningen, vervoersverbindingen en cultuur.

In 2013 heeft de stuurgroep van de Regio Groningen Assen de Actualisatie Regiovisie “Veranderende context, blijvend perspectief” vastgesteld. In deze geactualiseerde regiovisie zijn drie speerpunten vastgelegd, die de samenwerking in de regio nieuwe inhoud geven en het profiel van de regio versterken:

  • 1. Het economisch kerngebied verder ontwikkelen.
  • 2. De interne samenhang tussen steden en regio versterken.
  • 3. De kwaliteit van stad en land behouden en versterken.


De Regiovisie is geen ruimtelijke plan in de zin van de Wet op de ruimtelijke ordening, maar een samenwerkingsprogramma van regionale overheden om te komen tot regionale ontwikkeling met behoud van aanwezige kwaliteiten. Het geeft een toekomstvisie in hoofdlijnen met een globaal programma en bevat en groot aantal opgaven die moeten worden uitgewerkt en gerealiseerd. De visie krijgt zijn neerslag in plannen van provincie, gemeenten en waterschappen.

De Regiovisie vormt de basis voor de uitwerking van opgaven en projecten door de provincies en de gemeenten. Bij projecten waarbij een nadrukkelijke regionale regie nodig is om tot ontwikkeling te komen zal de Regio de projectorganisatie verzorgen en financiële middelen beschikbaar stellen uit gezamenlijk te creëren fondsen.

In de Uitvoeringsagenda, die onderdeel is van de Regiovisie, wordt ingegaan op het belang van het organiseren van hoogwaardig openbaar vervoer inclusief OV-knooppunten en P+R-locaties. De P+R-locatie De Punt is ook opgenomen in de Uitvoeringsagenda.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Gemeentelijk Structuurplan 2006

In 2006 heeft de gemeente het Structuurplan gemeente Tynaarlo opgesteld. Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.

Binnen de beleidsterreinen landschap en water, wonen, archeologie, cultuurhistorie en economie zijn inmiddels afzonderlijke visies opgesteld.

Hoewel in het Structuurplan niet wordt ingegaan op de realisatie van een P+R-locatie De Punt, wordt als knelpunt wel genoemd de toenemende mate van congestie op de A28 richting Groningen en op de N34 richting Groningen.

2.4.2 Structuurvisie cultuurhistorie

De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in één centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.

2.4.3 Structuurvisie archeologie

In de Structuurvisie Archeologie, welke vastgesteld is op 28 mei 2013, is vastgelegd op welke wijze de gemeente Tynaarlo wil omgaan met het archeologisch erfgoed. De Structuurvisie Archeologie inventariseert de bekende en verwachte archeologische waarden en geeft invulling aan het ruimtelijke beleid. Het belangrijkste instrument daarbij zijn de bestemmingsplannen. In dit bestemmingsplan zijn de te beschermen zones aangewezen en van op maat gesneden bestemmingsregels voorzien.

2.4.4 Landschapsontwikkelingsplan

Op 8 december 2009 is de structuurvisie Landschapsontwikkelingsplan (LOP) vastgesteld. Het LOP is een thematische uitwerking van het structuurplan uit 2006. In het LOP worden (voor het landschap als geheel en per deelgebied) aanbevelingen gedaan voor kwalitatieve verbeteringen. Ten behoeve van de uitvoering is het LOP voorzien van een realisatiestrategie.

Het LOP moet worden gezien als een inspiratie-, beleids-, uitvoerings- en beoordelingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Tevens vormt het LOP een van de ingrediënten van het bestemmingsplan voor de thema’s natuur en landschap.

Het plangebied ligt in het deelgebied Stelsel van beekdalen. Het stelsel van beekdalen is de belangrijkste samenhangende structuur van het landschap van de gemeente Tynaarlo. In het LOP is opgenomen dat de stelsels van de Drentsche Aa en de Hunze in afzonderlijke plantrajecten zijn bepaald. Voor deze stelsels zijn geen specifieke ambities opgenomen in het LOP. In het algemeen is het de ambitie om de ecologische en landschappelijke samenhang en herkenbaarheid van de beekdalen te versterken, in het bijzonder ter hoogte van kruisende infrastructuur.

2.5 Conclusie

In voorgaande paragrafen is het voor de voorgenomen ontwikkeling relevante beleid opgenomen. Uit de toetsing aan het beleid blijkt dat de ontwikkeling niet tegenstrijdig is met het beleid en in de meeste gevallen hier juist op aansluit, bijvoorbeeld als het gaat om de verbetering van de bereikbaarheid en het realiseren van OV-knooppunten.

Op grond van het provinciale beleid ligt het plangebied wel in een landschappelijk waardevol gebied, het esdorpenlandschap. Uit toetsing aan de kernkwaliteiten van de Provincie Drenthe blijkt dat door de provincie een aantal aanvullende eisen worden gesteld om de kernkwaliteiten te behouden. Gezien het huidige gebruik van het gebied, de functies die reeds aanwezig zijn en de voorgenomen ingreep en inrichting is er geen sprake van een significante aantasting van de aanwezige kernkwaliteiten. De kernkwaliteiten Archeologie, Cultuurhistorie en Landschap verdienen daarbij wel nadere aandacht. Op deze aspecten wordt ingegaan in paragraaf 4.1. Daarnaast verdient de kernkwaliteit Natuur nadere aandacht, in paragraaf 4.4 wordt ingegaan op de effecten van het plan op natuur.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het noorden van de provincie Drenthe, in de gemeente Tynaarlo. Het plangebied wordt doorkruist door de A28 (noord-zuid) en de Groningerstraat (oost-west). Aan beide kanten van de Groningerstraat zijn fietspaden gelegen. Verder zijn de op- en afritten naar en van Groningen en Assen in het plangebied gelegen, ten zuiden van de Groningerstraat.

Ten noorden van de Groningerstraat, aan de oostkant van de A28, is het huidige gebruik van de grond agrarisch. Ten noorden van Groningerstraat, aan de westkant van de A28, is een deel bebossing aanwezig en is het Noord-Willemskanaal gelegen.

Op onderstaande foto's is het huidige zicht vanaf de Groningerstraat op het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201_0006.jpg"

Zicht vanaf de Groningerstraat, van boven naar beneden het noordoostelijk, zuidoostelijk, zuidwestelijk en noordwestelijk deel van het plangebied
(bron: Google Streetview)

3.2 Toekomstige situatie

Zoals beschreven in paragraaf 1.1 heeft voorliggend plan betrekking op het realiseren van een transferium bij De Punt. Het gaat om een transferium in de 'oksel' van de bestaande afrit aan de oostzijde van de A28. Het transferium biedt in eerste instantie plaats aan ongeveer 200 parkeerplaatsen, met een mogelijke uitbreiding tot circa 500 parkeerplaatsen. Daarnaast wordt ten noorden van de Groningerstraat een nieuwe op- en afrit van de A28 gerealiseerd. De huidige oprit naar Groningen verdwijnt waardoor ruimte vrijkomt voor het nieuwe transferium. Verder zijn bij de op -en afritten een nieuwe rotonde (westelijk van de A28) en een nieuwe ovonde (oostelijk van de A28) gepland en komt er een faunapassage.

Op onderstaande afbeelding is de indeling van het plangebied weergegeven. Op de afbeelding is een uitsnede van de volledige uitvoering van het project weergegeven, inclusief de uitbreiding tot maximaal 500 parkeerplaatsen waarvoor in dit bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid voor is opgenomen. In bijlage Ontwerp plangebied fase I is de kaart opgenomen van fase 1, waarbij 200 parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. Bijlage Ontwerp plangebied fase IV bevat de indeling van het plangebied na realisatie van het plan tot maximaal 500 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1730.BPTransferiumDP-0201_0007.jpg"

Uitsnede plankaart Transferium De Punt (bron: Onix NL, d.d.18 januari 2018)

Landschappelijke inpassing

Om richting te geven aan de kwalitatieve uitwerking van ontwikkelingen en initiatieven in het gebied rondom de luchthaven Groningen Airport (Eelde) is de 'Ruimtelijke visie omgeving Groningen Airport Eelde' opgesteld. In de ontwerpopgave voor het transferium zijn, naast de functionele kwaliteit, de beleving van de kwaliteit van het vijfsterrenlandschap van de Drentsche Aa en de verbinding met de monumentale laan belangrijke uitgangspunten. Daarnaast vormt het Landschapsontwikkelingsplan Tynaarlo (LOP) een leidraad voor de uitwerking van landschappelijke ingrepen.

Voor het transferium is vervolgens door Onix NL een visie opgesteld op de beeldkwaliteit van het transferiumontwerp (d.d. 18 januari 2018, zie bijlage Visie op de beeldkwaliteit). Het rapport bestaat uit twee delen.

In het eerste deel is een analyse opgenomen van kwaliteiten van het gebied waarmee doelstellingen voor het transferiumontwerp zijn geformuleerd. Het gaat om de volgende doelstellingen:

  • het aanwezige stroomdal landschap de ruimte geven en thematisch voortborduren op de karakteristieken van het stroomdal;
  • karakteristieke landschappelijke elementen (zoals windsingels, beplanting en water) gebruiken in het ontwerp;
  • het transferium sluit aan op het landschappelijke patroon zoals benoemt in de Landschapsvisie van de A28 en het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) Tynaarlo;
  • transferium als sterk zelfstandige identiteit in het landschap ten behoeve van de herkenbaarheid.

In het tweede deel is een impressie gegeven van de doorvertaling van deze doelstellingen. De impressie dient als voorbeeld van het gewenste kwaliteitsniveau. Er is aandacht geschonken aan de indeling van het transferium en aspecten als afwatering, parkeervoorzieningen, licht en materialisatie.

Hoofdstuk 4 Milieu en ruimtelijke aandachtspunten

4.1 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Ten behoeve van de voorgenomen activiteit zal gegraven worden en zal de bodem worden geroerd. Hierdoor zouden archeologische waarden kunnen worden aangetast.

Voor het plangebied geldt de Waarde - Archeologie 2 of Waarde - Archeologische verwachting 2 in het vigerende bestemmingsplan. Voor het gebied met de Waarde - Archeologie 2 geldt dat een verkennend onderzoek moet worden uitgevoerd voor het oprichten van bouwwerk groter dan 100 m2 of bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld. Voor Waarde - Archeologische verwachting 2 geldt dat een verkennend onderzoek moet worden uitgevoerd voor het oprichten van bouwwerk groter dan 1.000 m2 of bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder het maaiveld.

Onderzoek

Er is derhalve een archeologisch onderzoek nodig voor het deel van het plangebied waar bodemingrepen plaatsvinden dieper dan 30 cm. Het onderzoek wordt op korte termijn uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek worden bij het (ontwerp)bestemmingsplan opgenomen. Op de plaatsen waar in de huidige situatie al infrastructuur aanwezig is, is geen archeologisch onderzoek nodig omdat de grond daar al sterk geroerd is. De verwachting is dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het voornemen.


Cultuurhistorie en landschap

Als gevolg van de voorgenomen activiteit zouden landschappelijke en cultuurhistorische elementen en waarden kunnen worden aangetast. Op 23 september 2014 is door de gemeente Tynaarlo de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 vastgesteld.

Het grootste deel van het plangebied valt onder het landschapstype ´Hollandveenontginning met veenplassen´. Alleen het beboste deel in het noordwesten van het plangebied heeft een andere landschapstype, namelijk ´voormalige heide, nu bebouwd gebied´. De Groningerstraat is aangewezen als weg van vóór 1832 en als postweg. Verder is het gehele gebied gelegen binnen het Nationaal landschap.

Vanuit het provinciaal beleid geldt dat het oostelijk deel van het plangebied is gelegen binnen de cultuurhistorische hoofdstructuur. Het plangebied valt in de deelgebied Drentsche Aa en Kop van Drenthe. In paragraaf 2.2.1 is ingegaan op de ambities die gelden voor het plangebied.

Belangrijke ambitie is het behouden van de aanwezige waarden zoals de ruimtelijke samenhang in het gebied en de openheid van beekdalen met als contrast houtwallen en bossen.

Voor het thema landschap geldt het Landschapsontwikkelingsplan Tynaarlo (LOP) van de gemeente als leidraad voor de uitwerking van landschappelijke ingrepen. Door Onix is een visie opgesteld d.d. 18 januari 2018 (zie bijlage 4) op de beeldkwaliteit van het transferiumontwerp in het landschap, waarin ook is getoetst aan het LOP. In de visie zijn een aantal doelstellingen geformuleerd waar het uiteindelijke ontwerp aan moet voldoen.

Toetsing

Omdat het plangebied onderdeel is van bestaande infrastructurele verbindingen is er geen sprake van verstoring van de landschapstypen of de aanwezige cultuurhistorische waarden. Ook het tracé van de Groningerstraat wijzigt in het plan niet.

De nieuwe op- en afrit ten noorden van de Groningerstraat zorgen er wel voor dat de A28 breder uitgevoerd wordt ten opzichte van de huidige uitvoering van de weg. De weg komt daarmee verder in het landschap te liggen.

Omdat de op- en afrit wel aansluiten bij de huidige infrastructuur en hiermee niet tot verstoring van het landschap of de karakteristieken leidt, is geen sprake van verstoring van de cultuurhistorische waarde. Het karakteristiek van het landschap en haar waarden blijven behouden.

4.2 Bodemkwaliteit

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Er dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Vooronderzoek

Voor de ontwikkelingen bij De Punt is een vooronderzoek bodem uitgevoerd conform NEN 5725 en NEN 5715. Het onderzoek is uitgevoerd door Witteveen+Bos. De rapportage van het onderzoek d.d. 22 februari 2018 is als bijlage Vooronderzoek bodem toegevoegd.

Doel van het vooronderzoek is het verzamelen van informatie over het voormalig en huidig gebruik, onder meer gericht op het vinden van mogelijke bronnen van bodembelasting. Op basis van de verzamelde informatie wordt een totaalbeeld gevormd van de bodemkwaliteit in het gebied en worden conclusies getrokken over de afbakening van het geografische besluitvormingsgebied, de afbakening van de onderzoekslocatie voor het bodemonderzoek en de onderverdeling van de onderzoekslocatie voor het bodemonderzoek in deellocaties.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek in relatie tot de voorgenomen werkzaamheden zijn binnen de onderzoekslocatie een aantal deellocaties onderscheiden die nader onderzocht moeten worden. Het vooronderzoek geeft daarnaast inzicht in de onderzoekshypothese per deellocatie. Op de deellocaties die vallen in het deel van het plangebied waar in de bodem geroerd gaat worden, is nader onderzoek noodzakelijk.

Nader onderzoek

Op dit moment wordt nader onderzoek uitgevoerd naar specifieke locaties. De resultaten van dit onderzoek worden te zijner tijd in het (ontwerp)bestemmingsplan verwerkt.

4.3 Conventionele explosieven

Vooronderzoek

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog in het plangebied. De resultaten van het vooronderzoek d.d. 1 november 2017 zijn opgenomen in bijlage Vooronderzoek conventionele explosieven.

Het doel van het vooronderzoek CE is het vaststellen of er in de geraadpleegde bronnen indicaties zijn waaruit blijkt dat (delen van) het onderzoeksgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken is (zijn) geweest bij oorlogshandelingen waardoor er (mogelijk) CE op of in de bodem zijn achtergebleven.

Op basis van de geraadpleegde bronnen, de beoordeling en evaluatie van de indicaties (en contra-indicaties) is vastgesteld dat binnen de grenzen van het plangebied oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden waarbij CE zijn ingezet.

Delen van het onderzoeksgebied zijn verdacht op het aantreffen van CE. Voor de verdachte gebieden in het onderzoeksgebied wordt in het vooronderzoek geadviseerd om vervolgstappen te ondernemen in de explosievenopsporing voorafgaand aan de voorgenomen werkzaamheden.

Nader onderzoek

Het vervolgonderzoek wordt op korte termijn uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek worden bij het (ontwerp)bestemmingsplan opgenomen. De verwachting is dat het aspect conventionele explosieven geen belemmering vormt voor het voornemen.

4.4 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen is onderzoek gedaan naar de natuurwaarden in het gebied. De effecten van het plan op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden en soorten zijn onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn in een Advies Natuurwaarden samengevoegd. Het Advies Natuurwaarden d.d. 22 februari 2018 is als bijlage Advies Natuurwaarden toegevoegd. Hieronder zijn de resultaten kort samengevat.

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Het plangebied is geen onderdeel van een in het kader van de Wnb beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft het Drentsche Aa-gebied op ruim 200 meter ten oosten van het plangebied. Overige Natura 2000-gebieden, zoals het Zuidlaardermeergebied ten oosten van het plangebied, liggen op meer dan 3 kilometer afstand van het plangebied.

Uit de effectbeoordeling blijkt dat de toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied in de aanlegfase hoger is dan de grenswaarde van 0,05 mol/ha/jaar. Daarom is voor het plan ontwikkelingsruimte van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) aangevraagd. Indien hiervoor vergunning wordt verleend, valt het plan op het punt van stikstofdepositie binnen de regeling van het PAS, zodat het plan op dit punt niet in strijd is met de gebiedenbescherming van de Wnb.

Voor de overige factoren geldt dat het plan zowel tijdens de aanlegfase als in de gebruiksfase geen (significant) negatieve effecten veroorzaakt op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied.

Natuurnetwerk Nederland

Een klein deel van het plangebied is aangewezen als NNN. Het gaat om de noordzijde van het plangebied tussen de provinciegrens in het noorden en de watergang Drentsche Aa (zuid) in het zuiden. Het plangebied bestaat hier uit de A28 inclusief de oostelijke berm en een bermsloot tussen de A28 en de Punterweg. De A28 met de aangrenzende berm hebben in het geldende bestemmingsplan een verkeersbestemming. Deze bestemming blijft in het nieuwe bestemmingsplan behouden, zodat het nieuwe bestemmingsplan niet leidt tot nieuwe ontwikkelingen die de omzetting naar een natuurfunctie belemmeren van gronden binnen het NNN. Bovendien is het smalle bermtalud ongeschikt voor de ontwikkeling van waardevolle natuur, zoals Hoog- en laagveenbos, het beheertype van het NNN ter plaatse.

Verder heeft de provincie Drenthe het voornemen om de agrarische percelen ten oosten van de A28 en ten noorden van de Groningerstraat toe te voegen aan het NNN. Dit gebied is al door de provincie Drenthe opgenomen in de ontwerp NNN-kaart van februari 2018.

Het plan leidt niet tot een belemmering van omzetting van gronden van het NNN naar een natuurfunctie en leidt niet tot aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. De Provinciale Omgevingsverordening staat de uitvoerbaarheid van het plan op het punt van het NNN niet in de weg.

Soortenbescherming

Zoogdieren

In het plangebied is de grote bosmuis aangetroffen. Daarnaast vormt het plangebied mogelijk een onderdeel van het foerageergebied van steenmarter en otter. Voor otter zijn de brede watergangen van belang als trekroute, terwijl steenmarter in het hele gebied kan foerageren. Daarnaast vormt het plangebied naar verwachting onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. Het Noord-Willemskanaal en de opgaande beplanting langs de Groningerstraat kunnen daarnaast onderdeel vormen van een vliegroute van vleermuizen. Tot slot komen in het plangebied een aantal algemene zoogdiersoorten voor waarvoor een vrijstelling geldt van de verbodsartikelen van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Voor de otter en steenmarter worden geen negatieve effecten verwacht. Het plangebied blijft geschikt voor deze soorten. In verband met de aanwezigheid van de grote bosmuis dient een ontheffing van de Wnb te worden aangevraagd.

Verder moet in verband met de mogelijke aanwezigheid van vliegroutes van vleermuizen nader onderzoek uitgevoerd worden. Dit nader onderzoek kan plaatsvinden in het juiste onderzoeksseizoen en zal vanaf half mei 2018 worden opgestart. Op basis van het nader onderzoek kan worden bepaald of negatieve effecten op een vliegroute van vleermuizen op kunnen treden. De uitkomsten van het onderzoek worden bij het (ontwerp)bestemmingsplan opgenomen. Er gaan geen vleermuisverblijfplaatsen verloren.

Broedvogels

Het plangebied vormt naar verwachting een onderdeel van het foerageergebied van verschillende jaarrond beschermde soorten broedvogels. Negatieve effecten op deze soorten treden niet op. Voor de te verwachten soorten is in ruime mate alternatief foerageergebied aanwezig in de directe omgeving.

Voor vogelsoorten in het algemeen - de soorten waarvan de nestplaats alleen beschermd is ten tijde van het gebruik als broedplaats (broedseizoen) - geldt in het gehele gebied dat wanneer werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, er in gebruik zijnde nesten van vogels kunnen worden verstoord en vernietigd. Het is verboden nesten van vogels (indien nog in functie) te verstoren of te vernietigen. Met betrekking tot de planning en uitvoering van de werkzaamheden dient daarom rekening te worden gehouden met het broedseizoen. De Wnb kent geen standaardperiode voor het broedseizoen. Het is van belang of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Amfibieën

Als gevolg van de werkzaamheden kunnen verblijfplaatsen van enkele algemene beschermde amfibieën worden verstoord en/of vernietigd. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De te verwachten algemene soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de provincie Drenthe onder de vrijstellingsregeling van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wnb.

Vissen

De watergang tussen de A28 en de Punterweg wordt vergraven of verlegd bij uitvoering van het plan. In verband met deze ingreep is nader onderzoek uitgevoerd naar de grote modderkruiper door middel van eDNA-onderzoek. Hierbij is grote modderkruiper niet aangetroffen. Negatieve effecten op grote modderkruiper treden niet op, zodat geen ontheffing van de Wnb dient te worden aangevraagd.

Conclusie

Het plan is in verband met stikstofdepositie in het Drentsche Aa-gebied en in verband met vernietiging van leefgebied van de grote bosmuis in strijd met de gebiedsbescherming en soortenbescherming van de Wnb. De uitvoerbaarheid van het plan is daardoor afhankelijk van het verkrijgen van een ontheffing en vergunning van de Wnb. Op deze punten is het plan niet zondermeer uitvoerbaar, al wordt verwacht dat benodigde ontheffing en vergunning verkregen kunnen worden. In verband met de te hoge stikstofdepositie als gevolg van het plan is al een aanvraag ingediend.

Nader onderzoek

In verband met de mogelijke aanwezigheid van een vliegroute van vleermuizen wordt in 2018 nader onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek kan worden bepaald of negatieve effecten optreden en of derhalve een ontheffing van de Wnb moet worden aangevraagd voor vleermuizen.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid is gericht op het beheersen van de risico's die ontstaan bij de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen. Er moet worden voldaan aan strikte risicogrenzen. Het gaat om risicovolle bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en water en transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

In de wetgeving op externe veiligheid wordt onder andere onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.

Onder beperkt kwetsbare objecten wordt -onder meer- verstaan: verspreid liggende woningen met een dichtheid van maximaal 2 woningen per hectare, bedrijfswoningen, hotels, restaurants, kantoren en speeltuinen, sportterreinen en terreinen voor recreatieve doeleinden. Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen en andere objecten waar zich gedurende een groot deel van de dag grote groepen mensen bevinden of een deel van de dag kwetsbare groepen mensen bevinden.

Het plangebied wordt ontwikkeld als transferium en er wordt een op- en afrit gerealiseerd. Deze functies kunnen niet worden aangemerkt als een (beperkt) kwetsbaar object. Het plan voorziet ook niet in de realisatie van een risicovolle inrichting. Externe veiligheid vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4.6 Geluid

Voor het aspect geluid zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd in het kader van de ontwikkeling van het transferium. Het gaat om een onderzoek naar wegverkeerslawaai en industriegeluid d.d. 11 december 2017 (zie bijlage Onderzoeksdossier geluid wegverkeerslawaai en industrielawaai) en een onderzoek naar de geluidproductieplafonds d.d. 13 november 2017 (zie bijlage Akoestisch onderzoek geluidproductieplafonds (concept)). Hieronder zijn de verschillende onderzoeken kort toegelicht.

Wegverkeerslawaai

In de Wet geluidhinder zijn de normen en grenswaarden opgenomen waaraan geluidbelasting op woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen en terreinen, als gevolg van de wijziging van een bestaande weg, moet voldoen.

De Wgh is van toepassing voor zover het gaat om geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van een weg. Binnen deze zone wordt de geluidbelasting berekend.

In de geluidszone van het deel van de Groningerstraat dat onder het plangebied valt, liggen geen geluidgevoelige objecten. Ter informatie is een akoestisch onderzoek uitgevoerd waarbij de geluidbelasting op de woningen Groningerstraat 122 en 128 in beeld is gebracht. Er is sprake van een zeer geringe geluidstoename op deze woningen (0,71 dB). De toename vormt geen belemmering voor het voornemen.

Industriegeluid

In de zin van de Wet milieubeheer is een transferium een inrichting. Dit betekent dat de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit op het transferium van toepassing zijn. Om te toetsen aan deze grenswaarden is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Voor de beoordeling van de activiteiten is uitgegaan van de representatieve bedrijfssituatie, met daarbij de volgende activiteiten:

  • rijden (15 km/u) en manoeuvreren met personenauto’s op de parkeerplaats;
  • slaan met portieren van personenauto’s op de parkeerplaats;
  • rijden van bussen op de busbaan aan de zuidzijde van de Groningerstraat.

In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting op de 'meest kritische woning' berekend, de woning aan de Ydermade 1/1a. Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op deze woning ruim onder de grenswaarden van het Activiteitenbesluit valt. Er is geen sprake van een belemmering voor het voornemen ten aanzien van industrielawaai.

Geluidproductieplafonds

Vanwege het verplaatsen van enkele geluidproductieplafonds-punten (GPP-punten) is een gedetailleerd akoestisch onderzoek op woningniveau uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is gebleken dat er geen knelpunten binnen het onderzoeksgebied zijn gelegen. De grenswaarden ter plaatse van omliggende woningen worden niet overschreden.

Conclusie

Het aspect geluid leidt niet tot belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van voorliggend plan.

4.7 Licht

De verlichting van het transferium heeft invloed op de omgeving en kan eventueel hinder of verstoring veroorzaken.

Daarom is een lichtonderzoek uitgevoerd d.d. 15 februari 2018 (zie bijlage Rapportage licht). Het rapport dient als basis voor het ontwerp voor de verlichting van het transferium. Er wordt onder andere ingegaan op de rol van de diverse betrokkenen en de kaders waarbinnen het terrein moet worden verlicht. Daarnaast worden aanbevelingen gedaan voor de uitwerking van de verlichting waarmee aan de gestelde kaders kan worden voldaan en hoe de toetsing aan de kaders plaatsvindt.

De gebieden of objecten waar de verlichting van het Transferium mogelijk een effect op kan hebben betreffen het omliggende landschap en in de directe omgeving de flora en fauna, het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de omliggende Natura 2000-gebieden. Woongebieden/woonkernen vallen hierbuiten.

In het rapport gelden de volgende algemene principes:

  • verlichten op maat (waar, wanneer, hoeveel);
  • gericht verlichten, beperken strooilicht.

Aan de hand van deze principes worden de volgende algemene aandachtspunten voor het verlichtingsontwerp benadrukt: type armaturen, hoogte van lichtmasten, lichthoek, lichtintensiteit, strategische lichtbelemmeringen en obstakels, distributie van lampen en lichtintensiteit en strategische distributie van sensorlichten (ten behoeve van sociale veiligheid).

Er is geen belemmering wat betreft licht voor het planvoornemen. Bij nadere uitwerking van het verlichtingsplan voor het plangebied moet aandacht besteed worden aan de genoemde aspecten, om zo hinder voor omwonenden, weggebruikers en natuur te voorkomen.

4.8 Luchtkwaliteit

Ten behoeve van de bestemmingsplanherziening voor de realisatie van het transferium De Punt is het noodzakelijk om aan te tonen dat wordt voldaan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Door de realisatie van het transferium verandert de verkeerskundige situatie op de wegen van en naar het transferium.

Hoewel in het plangebied geen gevoelige objecten ten aanzien van luchtkwaliteit aanwezig zijn, is toch bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied en het omliggende gebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat in de omgeving worden overschreden. Hiervoor is onderzoek gedaan d.d. 20 februari 2018. Het onderzoek is als bijlage Notitie luchtkwaliteit bijgevoegd.

Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2013. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilometervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.

De concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5) zijn in de Nederlandse situatie het meest kritisch ten opzichte van de normen. In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden voor deze stoffen opgenomen. De grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie voor NO2 en PM10 uit de wet zijn gelijk, namelijk 40 µg/m3. Voor PM2,5 geldt een grenswaarde van 25 µg/m3.

Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de volgende achtergrondniveaus zijn gemeten en berekend voor NO2, PM10 en PM2,5.

Stof   2018  
NO2   19,8  
PM10   14,5  
PM2,5   7,8  


Uit de gemeten en berekende achtergrondniveaus blijkt dat deze ruim onder de wettelijke normen blijven.

Met behulp van de NIBM-tool is bepaald of de bijdrage van de nieuwe situatie met transferium aan de luchtkwaliteit, niet in betekenende mate is. In de berekeningen is uitgegaan van een worst-case scenario wat betreft het aantal voertuigbewegingen en aandeel vrachtverkeer.

Uit de resultaten blijkt dat de projectbijdrage 3,6 µg/m3 NO2 en 0,5 µg/m3 PM10 en PM2,5 is. Het optellen van de projectbijdrage bij de gemeten achtergrondniveaus leidt niet tot een overschrijding van de grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer.

De realisatie van het transferium De Punt is daarmee niet strijdig met de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.9 Verkeer

Het plan heeft invloed op de verkeersbewegingen in en om het plangebied, vanwege de wijziging van de op- en afritten met de A28 en het realiseren van een parkeerterrein met maximaal 500 parkeerplaatsen.

Voor de wijzigingen is daarom een verkeersonderzoek uitgevoerd. Doel van het verkeersonderzoek is het inzichtelijk maken van de verkeerskundige effecten op het gebied van verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid. Tevens is gekeken naar de sociale veiligheid. Het verkeersonderzoek is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

4.10 Water

Het watertoetsproces is een instrument om het beleid uit te voeren dat staat voor ruimte maken voor water in plaats van ruimte onttrekken aan water. Het proces is er om waterbelangen in ruimtelijke plannen en besluiten te waarborgen en om de samenhang tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening te verstevigen.

Het plangebied is gelegen in het Waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap is betrokken geweest bij de planvorming. Hiertoe heeft onder andere op maandag 16 oktober 2017 een overleg plaatsgevonden.

Daarnaast is een waterparagraaf opgesteld d.d. 15 december 2017. Deze is als bijlage Waterparagraaf toegevoegd. In de waterparagraaf is getoetst aan het waterbeleid van het Rijk, de provincie, de gemeente en het waterschap. Daarnaast is aandacht geschonken aan de waterthema's waterveiligheid, grond- en oppervlaktewaterkwaliteit, afstromend water, wateroverlast en verdroging en beheer en onderhoud.

Aandachtspunten

Uit de afstemming met het waterschap en bij verdere uitwerking van de plannen zijn de volgende aandachtspunten naar voren gekomen en uitgewerkt.

Waterveiligheid

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door het Noord-Willemskanaal. Tussen het plangebied en het Noord-Willemskanaal ligt een regionale waterkering. Het nieuw aangelegde wegenstelsel gaat als nieuwe regionale waterkering functioneren. Er moet een vergunning in het kader van de Waterwet worden opgesteld waarin waarborging van de waterveiligheid wordt toegelicht, aangezien het ontwerp door de huidige waterkering en de beschermingszone snijdt, waardoor deze moet worden verplaatst.

Grond- en oppervlaktewaterkwaliteit

Het plangebied is gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Dit betekent dat zorgvuldig omgegaan moet worden met infiltratie van afstromend hemelwater van de aan te leggen op- en afritten en het transferium. Daarnaast liggen in de directe omgeving de KRW-lichamen Noord-Willemskanaal en de Drentsche Aa.

Het uitgangspunt is om er voor te zorgen dat het verontreinigde water van het verhard oppervlak niet in directe verbinding staat met het grond- en oppervlaktewater. Hierdoor blijft de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater gewaarborgd.

Op deze manier wordt het grondwater beschermd tegen verontreiniging en kan toch een deel van het afstromend hemelwater gescheiden worden afgevoerd.

Afstromend water

Zuivering van het water afkomstig van het Transferium vindt plaats via een bodempassage met waterkerende bodem waardoor afvoer van verontreinigd water van het verhard oppervlak niet direct in open verbinding staat met het grond- en oppervlaktewater. Overig wegwater wordt opgevangen en gezuiverd via bermen naast de wegen.

Wateroverlast en verdroging

Het verhard oppervlak in het bestaande ontwerp neemt met circa 22.676 m2 toe en wordt gecompenseerd door een berging van 1.814 m3. Daarnaast neemt het wateroppervlak met circa 5.000 m2 af omdat de boezem van het Noord-Willemskanaal wordt gedempt. In overleg met het waterschap is besloten om de demping te compenseren met 1.800 m3. Het is volgens de Keur van het Waterschap Hunze en Aa’s verboden om zonder vergunning overige oppervlaktewaterlichamen te dempen én in overig gebied meer dan 1.500 m2 verhard oppervlak aan te brengen. Voor dit aspect moet een vergunning worden aangevraagd.

Een gedetailleerdere invulling van de watercompensatie moet nog worden uitgewerkt.

Beheer en onderhoud

De provincie zal binnen het project voldoen aan de regels en voorwaarden van het Waterschap Hunze en Aa's. Voor de gronden die in eigendom zijn van de gemeente Tynaarlo en Rijkswaterstaat wordt voldaan aan de regels en voorwaarden van de gemeente respectievelijk Rijkswaterstaat.

De provincie Drenthe zal verder, als beheerder van het Transferium, haar beheer en onderhoud ook uitvoeren in overeenstemming met de POV.

Conclusie

Het plan voor het transferium is voorgelegd bij het Waterschap Hunze en Aa's. De waterhuishoudkundige aspecten zijn besproken en akkoord bevonden door het waterschap. Er is geen belemmering wat betreft water voor het planvoornemen. Wel moet nog een vergunning op grond van het Keur worden aangevraagd voor het dempen van oppervlaktewater en toevoegen van verhard oppervlak.

4.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Inleiding

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen een vergunning.

In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

Op het voornemen is categorie 11.2 uit bijlage I onderdeel D van het Besluit m.e.r. van toepassing: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. De drempelwaarde (parkeerterrein met een oppervlakte van meer dan 100 hectare) wordt niet overschreden.

Conform het gewijzigde Besluit m.e.r. dient voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd, een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan.

Een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet in de meeste gevallen worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie (artikel 2 lid 5 van het Besluit m.e.r.). Dit is niet het geval wanneer het bevoegd gezag tevens degene is die de activiteit onderneemt. Dan neemt het bevoegd bezag een besluit in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Voor het plan is een aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld. Het ontwerpbestemmingsplan zal ook het besluit, genomen door de raad van de gemeente Tynaarlo in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling, bevatten.

Voorlopige conclusie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Het project is in zekere zin onomkeerbaar, maar in vergelijking met de drempelwaarde van een stedelijk ontwikkelingsproject van een relatief geringe omvang. Wanneer er geen 'belangrijke nadelige gevolgen' zijn voor het milieu is het conform de wetgeving en de vigerende praktijk niet nodig om een volledige m.e.r.-procedure te doorlopen.

Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er geen relevante effecten zijn die het doorlopen van de m.e.r.-procedure noodzakelijk maken. Om bovenstaande reden is het doorlopen van een m.e.r.-procedure niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

Dit hoofdstuk bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting omdat het krachtens artikel 3.1.6 van het Bro verplicht is om een bestemmingsplan te vergezellen met een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachten aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Hieronder worden de aanwezige bestemmingsregels puntsgewijs besproken.

5.1 Bestemmingsregels

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding met regels en gaat vergezeld met een toelichting. De regels bepalen op welke manier gronden gebruikt kunnen worden, wat de bouwmogelijkheden zijn en hoe bebouwing gebruikt mag worden. De opbouw van de regels sluit aan bij de eisen van de SVBP2012. De regels van het bestemmingsplan zijn opgedeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en de overgangs- en slotregels.

5.1.1 Inleidende regels

Het hoofdstuk 'Inleidende regels' bevat de begripsbepalingen en de wijze van meten. De definities van de begrippen sluiten aan bij de Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo. Ook sluiten ze aan bij de eisen van de SVBP2012.

5.1.2 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een elftal bestemmingsregels:

Deze bestemmingen sluiten aan bij de bestemmingen zoals die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo. Daarnaast is de bestemming 'Verkeer - Transferium' toegevoegd. Deze bestemming voorziet specifiek in de realisatie van een transferium in de 'oksel' van de bestaande op- en afrit aan de oostzijde van de A28. De gronden met deze bestemming zijn dan ook bedoeld voor het parkeerplaatsen en voorzieningen georiënteerd op de gebruikers van het transferium, zoals wachtruimten, stallingsmogelijkheden voor fietsen en een kiosk. Daarnaast bevat de bestemming 'Verkeer - Transferium' een wijzigingsbevoegdheid. Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de eventuele uitbreiding van het transferium mogelijk te maken. Op dit moment laten de regels bij recht 200 parkeerplaatsen toe. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid kan dit wordt uitgebreid tot maximaal 500 parkeerplaatsen. Burgemeester en wethouders kunnen hiertoe in een latere fase besluiten.

In het plangebied is tevens een waterleiding gelegen. Hiervoor is de bestemming 'Leiding - Water' toegevoegd aan het bestemmingsplan. Deze bestemming is niet opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo maar wordt in voorliggend plan wel opgenomen ter verduidelijking en om de gronden mede te bestemmen voor de aanleg, het beheer en het onderhoud van de bestaande ondergrondse leiding voor het transport van water.

5.1.3 Algemene regels

De algemene regels bestaan uit een zestal regels:

De Anti-dubbeltelregel is op basis van artikel 3.2.4 van het Bro. De Algemene bouwregels, Algemene gebruiksregels, Algemene aanduidingsregels en Algemene afwijkingsregels zijn ontleend aan het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo.

In artikel 20 zijn (ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - verwezenlijking in naaste toekomst") de gronden aangegeven waarvan de verwezenlijking in de naaste toekomst gewenst is. Door deze regel op te nemen kan, indien de gronden niet minnelijk verworven kunnen worden, een onteigeningsprocedure worden gevoerd. Het betreft de percelen die plaatselijk kadastraal bekend staan onder gemeente Tynaarlo, sectie C, nummers 2753, 2754 en 2663 en die strikt benodigd zijn voor de uitvoering van het plan.

5.1.4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk omvat standaard overgangsrecht en de slotregel conform artikel 3.2.1 van het Bro.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp van het bestemmingsplan wordt in het kader van wettelijk vooroverleg verzonden naar diverse overheidsinstanties. Het voorontwerp en bijbehorende stukken worden vervolgens voor eenieder ter inzage gelegd. De reacties in het kader van het vooroverleg en het ontwerpbesluit worden hier later ingevoegd.

Wat betreft de uitvoerbaarheid kan verder worden opgemerkt dat voor het uitvoeren van de werkzaamheden vergunningen van Rijkswaterstaat en waterschap Hunze en Aa's noodzakelijk zijn. Met beide instanties heeft afstemming plaatsgevonden. In paragraaf 4.10 over water en de waterparagraaf in bijlage Waterparagraaf zijn de afspraken met het waterschap vastgelegd. Met Rijkwaterstaat is afgesproken dat alle afspraken worden opgenomen in een overeenkomst over Eigendom, Beheer en Onderhoud.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De uitvoeringskosten van zowel het OV-knooppunt met 200 parkeerplaatsen en fietsvoorzieningen als de reconstructie van de op- en afritten zijn bekend. De kosten en de dekking zijn in het vastgestelde Statenstuk 2015-714 van 16 december 2015 geraamd. Financiering van de kosten vindt plaats door inzet van middelen van het Regiofonds Regio Groningen - Assen HOV-RSP, de gemeente Tynaarlo, de provincie Drenthe en een reservering in de cofinanciering IVV 2016-2020. Er is sprake van een sluitende exploitatieopzet. Daarmee is het bestemmingsplan op dit punt uitvoerbaar.

Voor het plan is tevens de aankoop van gronden van derden noodzakelijk. De uitvoering van het project kan alleen plaatsvinden na verwerving van een strook grond langs de toekomstige oprit Eelde-Groningen. De provincie tracht op dit moment met de eigenaren tot overeenstemming te komen. Indien de provincie Drenthe en de grondeigenaren van de agrarische percelen niet tot de gewenste overeenstemming komen, start de gemeente op verzoek van de provincie de administratieve fase van onteigening.

Het opstellen van een exploitatieplan voor het bestemmingsplan is niet verplicht aangezien er geen bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.