Plan: | Rotonde Meerweg Paterswolde-Tynaarlo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1730.BPRotondemeerweg-0401 |
Inleiding
Op de huidige T-splitsing Meerweg-Hoofdweg te Eelde wordt een rotonde gerealiseerd ter verbetering van de verkeersveiligheid en voor een betere verkeersafwikkeling. Omdat dit voornemen niet past binnen het huidige bestemmingsplan, zal een nieuw bestemmingsplan opgesteld moeten worden. In het bestemmingsplan dient te worden aangegeven in hoeverre de waterhuishoudkundige belangen zijn of worden meegewogen bij de uitwerking van het plan.
Hydrologische situatie plangebied
Huidige situatie
Het plangebied bevindt zich op de grens van de beheersgebieden van waterschap Noorderzijl-vest en waterschap Hunze en Aa's. Het deel van het plangebied binnen het beheersgebied van waterschap Hunze en Aa's maakt deel uit van het peilgebied Friesche Veen. Dit gebied heeft een streefpeil van NAP +0,62 m (Eemskanaalboezem). In extreme situaties kan het waterpeil oplopen tot maximaal NAP +1,50 m. Aan de noordzijde wordt door waterschap Noorderzijlvest een winter- en zomerpeil nagestreefd van respectievelijk NAP -0,93 m en NAP -0,73 m (Rietdiep). Aan de oostzijde langs de bestaande Hoofdweg en Meerweg bevindt zich een watergang die in directe verbinding staat met de Friesche Veenplas.
Bodem en hydrologie
Vanaf maaiveld tot ca. 2 m beneden maaiveld wordt matig fijn tot zeer fijn zand aangetroffen. Daaronder wordt een leemlaag aangetroffen van ca. 1 m dik, behorende tot de Formatie van Drenthe (keileem). Daaronder wordt tot tenminste onderkant boring siltig tot zeer fijn zand aangetroffen. De grondwatersituatie kan worden aangeduid met grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) kan voorkomen op een diepte tussen 40 en 80 cm beneden maaiveld en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) kan voorkomen op een diepte van > 120 cm beneden maaiveld. Uit een peilbuis (B07D0477) uit het archief van TNO (Dinoloket) blijkt een GHG van 62 cm beneden maaiveld. Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat er, met name aan de oostkant, mogelijkheden zijn voor infiltratie van schoon water in de bodem.
Afbeelding 6. Tijd-stijghoogtegrafiek peilbuis B07D0477 (ref.=mv. NAP +1,30 m) (direct ten
oosten van de t-splitsing).
Toekomstige situatie
De gemeenten Tynaarlo en Haren zijn voornemens om een rotonde te realiseren op de huidige T-splitsing Hoofdweg-Meerweg te Eelde. Door de realisatie van de rotonde neemt het verhard oppervlak niet significant toe. Tussen de autowegen en fietspaden worden groenzones ingericht. De bestaande watergang ten oosten van de Hoofdweg verschuift in oostelijke richting mee.
Uitgangspunten en randvoorwaarden
In deze paragraaf worden de hydrologische uitgangspunten en randvoorwaarden voor de realisatie van de rotonde beschreven. Bij de totstandkoming van de uitgangspunten en randvoorwaarden is gebruik gemaakt van informatie van het waterschap Hunze en Aa's en de gemeente Tynaarlo. Daarnaast is gebruik gemaakt van de Handreiking Watertoets 3.
Riolering en berging
De riolering wordt als gevolg van de herinrichting van de T-splitsing niet gewijzigd, hooguit verlegd. Afstromend water van de wegen komt terecht in de groenzones of via bodempassage in de oostelijke watergang. Van daaruit kan het water infiltreren of afstromen richting de Friese Veenplas.
Waterkwaliteit
Bij het afkoppelen van verhard oppervlak dient voorkomen te worden dat er vervuilingen ontstaan. Afstromend hemelwater van bijvoorbeeld openbare wegen geven een zwaardere afvoer van milieuvreemde stoffen. In het kader van het duurzaam inrichten zal dan ook voorkomen moeten worden dat afgekoppeld verhard oppervlak als een diffuse bron het oppervlakte- en grondwater vervuild. In geval van matig verontreinigde oppervlakken (volgens Beslisboom Afkoppelen Hunze en Aa's) wordt bij voorkeur afgevoerd via een bodempassage om vuil tegen te houden.
(Grond)wateroverlast
In stedelijke gebieden is het freatisch grondwater van groot belang. Het is dan ook belangrijk bij elk inrichtingsplan samen met het waterschap eerst vanuit het bestaande watersysteem vast te stellen wat de gewenste grondwaterstanden zijn. Om grondwateroverlast in stedelijke gebieden te voorkomen zijn de volgende ontwateringseisen met betrekking tot wegen richtinggevend:
Beheer en onderhoud
De oostelijke watergangen (schouwsloten) vallen onder de onderhoudsverantwoordelijkheid van aangrenzende perceeleigenaren. Beheer en onderhoud dienen ook in de toekomstige situatie mogelijk te zijn door een obstakelvrije zone aan te brengen of te behouden van ca. 5 m breed aan tenminste een zijde. Aan de oostzijde van de verlegde, toekomstige sloot is deze ruimte beschikbaar.
Juridische vertaling en advies
Waterschap Hunze en Aa's is in het kader van de watertoets geïnformeerd over het plan en is gevraagd naar haar uitgangspunten en wensen. Op basis van deze informatie is een concept waterparagraaf tot stand gekomen. De conceptwaterparagraaf is voorgelegd aan waterschap Hunze en Aa's. De opmerkingen zijn vervolgens verwerkt in voorliggende definitieve waterparagraaf. Het waterschap gaat akkoord met voorgenomen herinrichting van de kruising indien rekening wordt gehouden met bovenstaande randvoorwaarden en uitgangspunten. Indien hiervan wordt afgeweken dient vooraf overleg plaats te vinden met het waterschap.