direct naar inhoud van 5.2 Archeologie
Plan: Rotonde Meerweg Paterswolde-Tynaarlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1730.BPRotondemeerweg-0401

5.2 Archeologie

Algemeen

Door de wijziging van de Monumentenwet 1988 is de gemeente sinds 1 september 2007 het bevoegd gezag met betrekking tot archeologie. Uitgangspunten van de wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

De bodemingrepen die gepaard gaan met de geplande rotonde zullen eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem verstoren en/of vernietigen. Derhalve dienen de archeologische waarden binnen het plangebied in kaart te worden gebracht.

Allereerst is een bureauonderzoek uitgevoerd, waarbij een specifiek verwachtingsmodel is opgesteld. Op basis van dit verwachtingsmodel is binnen het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (IVO-B) uitgevoerd, waarbij de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek in het veld is getoetst. Het onderzoek is als bijlage opgenomen.

Bureauonderzoek

Het doel van het bureauonderzoek is om de bekende en potentiƫle archeologische waarden van het plangebied in kaart te brengen. Hierbij is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten, het Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en overige relevante literatuur. Aan de hand van deze gegevens is een specifieke archeologische verwachting opgesteld.

Het plangebied ligt in het noorden van het dorp Paterswolde, nabij het Paterswoldsemeer, op de uitloper van een keileemrug. Waarschijnlijk heeft het terrein ooit behoord bij het schippersbuurtje/villaterrein van Noordwijk. Het gebied is in historische periodes nooit bebouwd of bewoond geweest.

Vanwege de aanwezigheid van een oud bouwlanddek van potstalmest, is het mogelijk dat er resten van oudere bewoning, vanaf het Laat-Paleolithicum tot en met de Middeleeuwen, intact aanwezig kunnen zijn. Van dergelijke landschappen is bekend dat oude resten goed bewaard blijven. Het afdekkende pakket is hier echter slechts 30 tot 50 cm dik, waardoor er ook een risico bestaat dat door verploeging de bodem verstoord is. Ook heeft er volgens historische kaarten in een deel van het plangebied bos gestaan, dat de bodem mogelijk verstoord heeft. Derhalve is de archeologische verwachting voor het plangebied middelhoog.

Veldonderzoek

Het veldwerk voor het inventariserende veldonderzoek is verricht op 24 juni 2010 door een archeoloog en een veldbodemkundig karteerder. Hierbij zijn 6 handmatige grondboringen verricht.

Uit het veldonderzoek is gebleken dat de bodem in het plangebied bestaat uit zand en verstoord veen op dekzand. Er zijn tijdens het veld onderzoek archeologische indicatoren waargenomen in de vorm van subrecent aardewerk, dat waarschijnlijk uit de omgeving van het plangebied afkomstig is.

Conclusies en advies

Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd.

Het onderzoek is overeenkomstig de provinciale richtlijnen gebaseerd op een steekproef. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met de bevoegde overheid.