direct naar inhoud van 4.1 Bodemhygiene
Plan: Landgoed te Zeijen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1730.BPLandgoedZeijen-0301

4.1 Bodemhygiene

Doel van het onderzoek is nagaan of in de bodem (grond en grondwater) ter plaatse van de onderzoekslocatie verontreinigingen aanwezig zijn. Het onderzoek is niet bedoeld om de exacte aard en omvang van een eventuele verontreiniging aan te geven.

De onderzoekslocatie is gelegen aan de minister Cremerstraat. De oppervlakte van de locatie bedraagt circa 0,5 ha. Momenteel kent de locatie een agrarische functie. Uit het bodeminformatiesysteem van de Provincie Drenthe blijkt dat buiten de onderzoekslocatie, op circa 400 meter afstand een gedempte wijk aanwezig is. Het is echter niet te verwachten dat deze demping invloed heeft op het projectgebied.

Conform de aanpak van de NEN 5740 dient, voorafgaand aan de uitvoering van het veld- en laboratoriumonderzoek, op basis van de verkregen informatie een hypothese te worden opgesteld. Het betreft een aanname omtrent het al dan niet aanwezig zijn van bodemverontreiniging op de te onderzoeken locatie.

Op basis van de gestelde informatie met betrekking tot het huidige gebruik van de onderzoekslocatie, wordt de onderzoekslocatie beschouwd als niet verdacht ten aanzien van bodemverontreiniging. Bij onverdachte locaties luidt de onderzoekshypothese dat de bodem niet verontreinigd is met stoffen in concentraties boven de streefwaarde of het geldende achtergrondgehalte.

Veldonderzoek

Het veldonderzoek is verricht op 16 december 2009 en heeft bestaan uit de volgende werkzaamheden:

  • het uitvoeren van een visuele terreininspectie. Mede aan de hand hiervan is de plaats van de boringen bepaald;
  • het uitvoeren van in totaal 16 verkennende handboringen;
  • het zintuiglijk beoordelen van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal op bodemkundige eigenschappen en op eventueel aanwezige verontreinigingskenmerken;
  • het nemen van monsters van het bij de boringen vrijkomende bodemmateriaal;
  • het plaatsen en doorpompen van een peilbuis.

Op 23 december 2009 zijn de volgende werkzaamheden verricht:

  • het opnemen van de grondwaterstand in de peilbuis;
  • het bepalen van de zuurgraad (pH) en het elektrisch geleidingsvermogen (Ec) van het grondwater en het nemen van grondwatermonsters uit de peilbuis.

In totaal zijn 4 grond(meng)monsters en 1 grondwatermonster geanalyseerd in het milieulaboratorium van ALcontrol laboratories.

Conclusie

Op de onderzoekslocatie zijn zowel in de bovengrond als in de ondergrond geen verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen aangetroffen. Voor het grondwater geldt dat er licht verhoogde gehalten aan barium, nikkel en xylenen zijn aangetroffen.

Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie”, formeel gezien onjuist is. Er zijn immers in het grondwater op de onderzoekslocatie enkele gehalten aangetroffen die worden beschouwd als verontreiniging. De tussenwaarde (signaal voor nader onderzoek) wordt niet overschreden. Het is niet nodig om de hypothese en de onderzoeksstrategie aan te passen.

De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen bouw van de landgoedwoning en de aanleg van het landgoed.