Plan: | De Groeve: woongebied Zuidoevers |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1730.BVZuidoeversWG-0301 |
Elke gemeente dient op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) om de tien jaar haar bestemmingsplannen te herzien of een verlengingsbesluit te nemen, dan wel een beheersverordening vast te stellen. Indien de gemeenteraad dit niet tijdig doet, vervalt haar bevoegdheid om leges te heffen voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan (bijvoorbeeld in het kader van omgevingsvergunningen). Het bestemmingsplan Zuidoevers Zuidlaardermeer is op 13 december 2005 door de raad vastgesteld en op 4 april 2007 onherroepelijk geworden. Om aan de tienjarige actualiseringsplicht van de Wet ruimtelijke ordening te voldoen wordt een deel van het vigerende bestemmingsplan Zuidoevers Zuidlaardermeer geactualiseerd middels een beheersverordening.
Het vigerende bestemmingsplan omvat een omvangrijk gebied welke wordt begrensd door de Plankensloot, door de grens met de provincie Groningen bij De Groeve, door de Hunzeweg en de Groningerstraat. Kortom het gebied vanaf het Zuidlaarmeer tot aan de bebouwing van Zuidlaren en De Groeve. Naast woningbouw zijn daarin ook functies benoemd voor natuur, recreatie, watersport/jachthaven en een aantal gemengde functies. Deze beheersverordening richt zich alleen op de woningbouw in aansluiting op het bebouwingslint De Groeve.
Bij de behandeling van de Wet ruimtelijke ordening door het Parlement is de beheersverordening toegevoegd aan het ruimtelijke instrumentarium van gemeenten. Hiermee is de mogelijkheid gecreëerd om voor zogenaamde 'laag dynamische' gebieden op een snelle en eenvoudige wijze, een nieuw planologisch regiem vast te stellen. Aangezien binnen woongebied Zuidoevers geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien (zie ook paragraaf 3.3), is ervoor gekozen om voor het gehele woongebied een beheersverordening op te stellen. Met deze beheersverordening wordt de huidige planologisch-juridische regeling, dan wel het bestaande gebruik (opnieuw) vastgelegd, waarbij een actualisatie heeft plaatsgevonden aan gewijzigd beleid en gewijzigde omstandigheden.
De bestaande rechten op grond van het vigerende (bestemmings)plan vormen het uitgangspunt voor deze beheersverordening. Het vigerende bestemmingsplan Zuidoevers Zuidlaardermeer kent overwegend gebiedsgerichte bestemmingen. Daarbij zijn de in de verbeelding aan te geven juridisch harde begrenzingen tussen de verschillende functies beperkt tot een aantal essentiële onderdelen. Ten aanzien van de bebouwing is sprake van een vrij grote mate van detaillering in de regels. Deze systematiek wordt gecontinueerd in deze beheersverordening. Daarnaast wordt aangesloten bij de opzet en plansystematiek van het bestemmingsplan Zuidlaren Centrum en beheersverordening Vries.
De ligging en globale begrenzing van het beheersgebied De Groeve: woongebied Zuidoevers zijn aangegeven op het hieronder weergegeven overzichtskaartje.
Globale ligging en begrenzing beheersgebied
Het volgende hoofdstuk geeft het beleidskader voor het beheersgebied weer. Daarbij wordt alleen ingegaan op beleidsdocumenten die van invloed zijn op de juridische regeling van deze beheersverordening. Het gaat hier niet om beleid voor nieuwe ontwikkelingen, maar om het ruimtelijk beleid zoals dat op dit moment van toepassing is voor het beheersgebied. In hoofdstuk 3, de planbeschrijving, gaat het om de huidige situatie binnen het beheersgebied en de juridische regeling voor de toekomst. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, archeologie en dergelijke.
De op 1 juli 2008 in werking getreden Wro kent ten opzichte van zijn voorganger een aantal nieuwe instrumenten. Een daarvan is de beheersverordening. De beheersverordening is in de wet opgenomen om met het oog op het beheer van een gebied het bestaande gebruik snel en effectief te kunnen vastleggen in een gebied waar geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien. Het gaat dus om een beheerregeling. Daarnaast heeft de beheersverordening een digitaal component en sluit het aan bij de digitale opzet van het overige Wro-instrumentarium.
In de Handreiking Beheersverordening Wro is aangegeven dat de beheersverordening bestaat uit:
Een beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting waarin gemotiveerd wordt beschreven: de keuze voor het instrument beheersverordening, waarom er geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien en welke onderzoeken hebben plaatsgevonden. Ook bevat de toelichting een uitleg van de regels. In paragraaf 3.3 wordt nader ingegaan op de juridische vormgeving van voorliggende beheersverordening.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. In de Structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Door het nationale karakter van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de kleine schaal van onderhavige beheersverordening, heeft deze verordening geen raakvlak met dit nationaal beleid. Gelet op het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het onderhavige plan geen belemmeringen ondervindt vanuit het nationaal beleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 30 december 2011 grotendeels in werking getreden en per 1 oktober 2012 gewijzigd. Onderhavig plan ondervindt geen belemmeringen vanuit het Barro.
Besluit ruimtelijke ordening
Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.6.1 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Artikel 3.6.1 is niet van toepassing op een beheersverordening. Het Besluit ruimtelijke ordening vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.
De provincie Drenthe heeft op 2 juni 2010 het nieuwe omgevingsplan vastgesteld: de Omgevingsvisie Drenthe. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie 2010 is op een aantal inhoudelijke thema's geactualiseerd. Deze wijzigingen zijn opgenomen in het document Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De geactualiseerde visie is op 20 augustus 2014 in werking getreden.
Kernkwaliteiten
De missie voor de Omgevingsvisie Drenthe luidt: "Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is".
Deze ambitie vormt het hart van het provinciaal beleid. De provincie wil 'ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit', mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. De provincie benoemt in haar beleid zes verschillende kernkwaliteiten die de ruimtelijke kwaliteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Zorgvuldig ruimtegebruik en milieu en leefomgevingskwaliteit vormen de andere aspecten van ruimtelijke kwaliteit.
Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein, zijn deze vertaald naar indicatoren. Rust is vertaald naar stilte en duisternis. Ruimte staat voor de openheid van het landschap. De graadmeter voor natuur is de biodiversiteit. Landschap is vertaald naar diversiteit en gaafheid van landschapstypen. Oorspronkelijkheid is concreet gemaakt in de kernkwaliteiten cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden. Veiligheid staat voor sociale, externe en verkeersveiligheid.
De kernkwaliteiten noaberschap, menselijke maat en kleinschaligheid zijn lastig ruimtelijk te duiden, maar zijn meegenomen in de begrippen 'leefbaarheid' en 'passend bij Drenthe'. Onder natuur wordt verstaan de biodiversiteit in de provincie. Biodiversiteit is echter veelomvattend. De provinciale inzet op het behouden en het versterken van de biodiversiteit richt zich primair op het soortenbeleid en op het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland. In de wet heet dit de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Landschap
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal.
De provinciale ambitie is een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en onderdelen zich blijvend manifesteert. Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil men in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.
De Groeve maakt deel uit van het esdorpenlandschap. Van provinciaal belang zijn:
Het provinciaal beleid is gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting. Tevens is het beleid gericht op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristiek beekdal(rand)beplanting.
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit landschap kunnen aantasten. Bij het ontwerp van het woningbouwgebied zijn de bestaande landschappelijke elementen zoveel mogelijk gehandhaafd. Daarnaast zijn oude lijnen in het landschap aanleiding geweest om het plan vorm te geven.
De (zuidwestelijke- en noordoostelijke) kavels worden van elkaar gescheiden door griendzones met rietkragen, om de nabijheid van het meer en de Hunze, met hun oeverzones, te benadrukken. Deze beplanting past bij de sfeer van het Zuidlaardermeer en de Hunze.
De middelste bouwkavels worden door wallen met beplanting omgeven, als overgang naar het dorpslint. De groene landschappelijke zone loopt door de middelste kavels en vormt zodanig een visuele voortzetting van de tuinen van de daar gesitueerde woningen. Aan het aspect landschap is voldoende aandacht besteedt in de planvorming. De aarden wallen en griendstroken zijn ook als zodanig vastgelegd in deze beheersverordening.
Natuur
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur, EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit. De NNN vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. De op perceelsniveau begrensde NNN vormt het kader voor regelgeving en subsidies.
De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen de NNN. Gemeenten en waterschappen zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor natuur buiten de NNN. In een te ontwikkelen Natuurvisie wordt uitgewerkt welke rol de provincie heeft in natuurwaarden buiten de begrensde NNN.
Het beheersgebied grenst aan en ligt gedeeltelijk in de NNN.
In het kader van het deze beheersverordening is een natuurtoets uitgevoerd. De resultaten zijn beschreven in paragraaf 4.6. Hierbij wordt geconcludeerd dat de ligging nabij Natura 2000-gebied geen belemmering is voor de uitvoering van de verordening. Ditzelfde geldt voor de soortenbescherming. Ten aanzien van de NNN geldt dat de omvang van de NNN wordt verkleind, wat de (wezenlijke) waarden en kenmerken van een NNN-gebied kan aantasten. Hier heeft in het verleden compensatie voor plaatsgevonden. Dit deel van het plangebied heeft namelijk in 2005 al een woonbestemming gekregen.
Cultuurhistorie
Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas. Twee doelstellingen staan hierin centraal. Ten eerste wil de provincie de cultuurhistorie herkenbaar houden. Ten tweede wil de provincie de ruimtelijke identiteit versterken.
De provincie doet dat door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van de partners. Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. Onderscheid wordt gemaakt tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen.
Voor De Groeve geldt het sturingsniveau "respecteren". De provincie richt zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst.
Voor het gebied 'De kop van Drenthe', waar De Groeve deel van uitmaakt, is de ambitie als volgt vastgelegd:
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit cultuurhistorie kunnen aantasten. De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 "Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden" vastgesteld (zie paragraaf 2.3.4). De ruimtelijke aspecten van deze structuurvisie zijn vertaald in de beheersverordening.
Archeologie
De provinciale doelstellingen voor archeologie zijn:
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit archeologie kunnen aantasten. De gemeente heeft ten behoeve van het aspect archeologie de Structuurvisie Archeologie vastgesteld (zie paragraaf 2.3.3). Eventueel bekende en verwachte archeologische waarden hebben een beschermende regeling gekregen in de beheersverordening.
Aardkundige waarden
Aardkundige waarden zijn natuurlijke variaties in het aardoppervlak van geomorfologische, geologische, bodemkundige verschijnselen en/of processen die onder andere onder invloed van wind en water gebeuren. Onder aardkundige waarden vallen bijvoorbeeld veentjes, pingoruines, stuwwallen, zandkoppen en (micro en macro)reliëf.
Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en waar mogelijk herstellen zonder daarbij het normale landbouwkundig gebruik te belemmeren. Voor de aardkundige waarden worden drie beschermingsniveaus onderscheiden die verschillen in de mate van inzet van de provincie. Het hoge en het gemiddelde beschermingsniveau zijn van provinciaal belang.
Voor het beheersgebied geldt het generiek beschermingsniveau (respecteren). De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit aardkundige waarden kunnen aantasten. Daarnaast ligt het woongebied niet in een aardkundig waardevol gebied waarvoor een gebruiksbeperking geldt, zoals is opgenomen in de bodematlas van Drenthe.
Rust
De provinciale stilte- en duisternisgebieden zijn in de Omgevingsvisie Drenthe aangegeven. Het beheersgebied behoort hier niet toe.
De belangrijkste bronnen van lichthinder vallen onder de bevoegdheid van de gemeenten. Te denken valt aan openbare verlichting, glastuinbouw, open melkstallen, sportveldverlichting, terreinverlichting, sierverlichting en reclameverlichting. De provincie onderzoekt samen met de gemeente Tynaarlo en andere de Drentse gemeenten welke mogelijkheden er zijn om lichthinder terug te dringen en duisternis te bevorderen. Dit draagt ook bij aan energiebesparing. Het streven om minder openbare verlichting langs de provinciale wegen te gebruiken, is vastgelegd in de nota 'Openbare verlichting, provinciale wegen Drenthe'. Bij het verlenen van omgevingsvergunningen op grond van de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet let de provincie nadrukkelijk op het voorkomen en beperken van lichthinder.
De beheersverordening maakt geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk die de kernkwaliteit rust kunnen aantasten.
Beleidsthema's
Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.
De provincie wil met haar beleid voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal-economische structuur van Drenthe. Daarbij wordt rekening houden met de economische en demografische ontwikkeling. De voor het beheersgebied relevante beleidsthema's komen hieronder kort aan de orde.
Wonen
De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de gemeentelijke structuurvisies of woonplannen. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus. Het geplande aantal woningen in woongebied Zuidoevers maakt deel uit van de woningbouwafspraken in het kader van het regioverband Groningen-Assen.
Conclusie
De voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk. De bovengenoemde kernwaarden en beleidsthema van de provincie Drenthe vormen geen belemmering voor de uivoering van de verordening. In het kader van het geldende bestemmingsplan Zuidoevers Zuidlaardermeer zijn de diverse thema's zoals natuur en landschap nader onderzocht en meegenomen in het ontwerp van het woongebied.
De provincie heeft de Omgevingsvisie (deels) doorvertaald naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De eerste Omgevingsverordening is op 9 maart 2012 door Provinciale Staten vastgesteld. Omdat de Omgevingsvisie in 2014 is geactualiseerd, was het ook noodzakelijk de Provinciale Omgevingsverordening te actualiseren. Op 23 september 2015 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld. Daarna is de verordening op onderdelen aangepast. Bij de toetsing van onderhavige beheersverordening is gebruik gemaakt van de geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening van 14 oktober 2016.
In de Omgevingsverordening is bepaald, dat indien bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn:
Zoals hiervoor staat beschreven worden de kernkwaliteiten niet aangetast door het vastleggen van de bestaande (planologische) situatie in de beheersverordening De Groeve: woongebied Zuidoevers.
In de Omgevingsverordening is het beheersgebied aangeduid als 'bestaand stedelijk gebied'. Artikel 3.15 van de Omgevingsverordening geeft aan dat een ruimtelijk plan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen voorziet op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de ladder voor duurzame verstedelijking gerechtvaardigd is. In de begripsbepaling van de omgevingsverordening is aangegeven dat onder ladder voor duurzame verstedelijking het volgende wordt verstaan: een methode om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik bij het inpassen van ruimtebehoefte als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Zoals gemotiveerd in paragraaf 2.1 is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing op een beheersverordening.
Een deel van de gronden zijn in de omgevingsverordening aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur. In dat kader merken we op dat bij de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan dat de woningbouw die onderhavige beheersverordening opnieuw vastlegt rekening is gehouden met het aspect natuur. In het kader van het vigerende bestemmingsplan zijn er maatregelen ten aanzien van landschap en natuur genomen. Daarnaast is extra natuur ontwikkeld, die dient als compensatie voor de aan te leggen woningen en recreatiegebieden (groen voor rood). Verwant aan de aspecten landschap en natuur is het begrip leefomgeving. De leefomgeving is mede afhankelijk van landschap en natuur. De bestaande patronen en elementen binnen het plangebied zijn benut in de nieuwe woonwijk. Door het ontwerp voor de openbare ruimte is een integratie ontstaan tussen wonen en natuur. Daar waar het wonen het meest intensief is, is de infrastructuur ook sterker zichtbaar. Door een helder ontwerp en door gebruik van natuurlijke materialen ontstaat een zekere mate van vanzelfsprekendheid daardoor een positieve bijdrage voor de leefomgeving.
De Regiovisie Groningen-Assen 2030 (juni 1999) geeft de langetermijnvisie op de ruimtelijke en economische ontwikkeling van de regio Groningen-Assen weer. Deze regio vervult een motorfunctie binnen het Noorden op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, woningbouw, voorzieningen, vervoersverbindingen en cultuur. In 2013 heeft de stuurgroep van de Regio Groningen - Assen de Actualisatie Regiovisie 'Veranderende context, blijvend perspectief' vastgesteld.
De Regiovisie is geen ruimtelijke plan in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, maar een samenwerkingsprogramma van regionale overheden om te komen tot regionale ontwikkeling met behoud van aanwezige kwaliteiten. Het geeft een toekomstvisie in hoofdlijnen met een globaal programma en bevat en groot aantal opgaven die moeten worden uitgewerkt en gerealiseerd. De visie krijgt zijn neerslag in plannen van provincie, gemeenten en waterschappen.
De Regiovisie vormt de basis voor de uitwerking van opgaven en projecten door de provincies en de gemeenten. Bij projecten waarbij een nadrukkelijke regionale regie nodig is om tot ontwikkeling te komen zal de Regio de projectorganisatie verzorgen en financiële middelen beschikbaar stellen uit gezamenlijk te creëren fondsen.
De woningbouwopgave van het project Zuidoevers is opgenomen in de woningbouwmonitor van de Regiovisie.
In 2006 heeft de gemeente het Structuurplan gemeente Tynaarlo opgesteld. Het Structuurplan is kaderstellend en initiërend voor het ruimtelijk beleid. Tevens dient het als communicatiemiddel richting de bevolking inzake toekomstige veranderingen en koersbepaling.
In het kader van de Omgevingswet werkt de gemeente aan een nieuwe Omgevingsvisie. Binnen de beleidsterreinen wonen, archeologie, cultuurhistorie en economie zijn inmiddels afzonderlijke visies opgesteld.
Het woningbouwproject Zuidoevers maakt al onderdeel uit van het structuurplan en wordt in het structuurplan genoemd als goedgekeurd plan.
Op 27 augustus 2013 is de Structuurvisie Wonen door de gemeenteraad van Tynaarlo vastgesteld. In deze structuurvisie wordt een beeld geschetst van de actuele woningmarktsituatie in onze gemeente en onze visie op het wonen tot 2020. Hoewel de marktomstandigheden door de financiële en economische situatie in de afgelopen jaren ingrijpend zijn veranderd, blijven de speerpunten van beleid actueel.
In de Structuurvisie Wonen is op basis van de verwachte demografische ontwikkelingen het woningbouwprogramma van Tynaarlo vastgesteld. Hierin wordt uitgegaan van maximaal 1966 woningen tot 2030. Deze aantallen zijn als volgt toebedeeld:
In de kleine kernen is incidentele woningbouw mogelijk op functieveranderingslocaties en in het kader van herstructurering (sloop/nieuwbouw). Het plan Zuidoevers in de Groeve is een uitzondering.
In het kader van de gebiedsontwikkeling Zuidoevers zijn in De Groeve plannen ontwikkeld voor de bouw van 25 woningen in een natuurlijke omgeving. Hiervan is een deel gerealiseerd. De kavels variëren in grootte van circa 1.200 tot circa 2.800 m2.
Door deze beheersverordening worden geen nieuwe bouwkavels toegevoegd. Het betreft het continueren van de geldende bestemmingsplanregeling. De woningbouwlocatie maakt al onderdeel uit van de Structuurvisie Wonen.
In de Structuurvisie Archeologie, welke vastgesteld is op 28 mei 2013, is vastgelegd op welke wijze de gemeente Tynaarlo wil omgaan met het archeologisch erfgoed. De Structuurvisie Archeologie inventariseert de bekende en verwachte archeologische waarden en geeft invulling aan het ruimtelijke beleid. Het belangrijkste instrument daarbij zijn bestemmingsplannen en beheersverordeningen. In deze ruimtelijke plannen, zo ook deze beheersverordening, zijn te beschermen zones aangewezen en van op maat gesneden bestemmingsregels voorzien.
Op de archeologische beleidskaart is inzichtelijk gemaakt welke waarden waar aanwezig zijn. Een uitsnede van deze kaart en de legenda zijn hierna weergegeven.
Uit deze kaart blijkt dat het beheersgebied is aangeduid als verstoord of archeologisch onderzocht en vrijgegeven. Dit betekent dat voor het beheersgebied geen archeologisch onderzoek (meer) noodzakelijk is.
Uitsnede archeologische verwachting
De gemeente heeft ten behoeve van het aspect cultuurhistorie de Structuurvisie Cultuurhistorie 2014-2024 'Een juweel tussen twee provinciehoofdsteden' vastgesteld. Het doel van deze visie is het borgen van cultuurhistorisch erfgoed. De gemeente heeft het waarborgen van het erfgoed en de ruimtelijke identiteit van Tynaarlo samengevat in een centrale boodschap: de gemeente wil historische structuren en karakteristieken herkenbaar houden, de kwaliteit bewaken en de historische gelaagdheid in acht nemen.
Op de cultuurhistorische beleidswaardenkaart is inzichtelijk gemaakt welke waarden waar aanwezig zijn. In navolgende afbeelding is een uitsnede van deze kaart weergegeven.
Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart
Het plangebied ligt grotendeels op gronden aangeduid met laaggemiddelde waarde en aan de westzijde deels op gronden aangeduid als hooggemiddelde waarde.
Voor gebieden van hooggemiddelde en laaggemiddelde waarde geldt het volgende culturhistorisch beleid:
Bij het ontwerp van het woongebied is zorgvuldig gekeken naar landschappelijke en natuurlijke inpassing. Deze inpassing is vervolgens in het vigerende bestemmingsplan vastgelegd. De bestemmingsregels zijn inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in onderhavige beheersverordening.
De gemeente heeft het Bomenplan opgesteld. Daarin is ingegaan op de groenstructuren, monumentale bomen en de lokale bomen binnen het gemeentelijk groengebied. Het uitgangspunt voor het bomenbeleid is als volgt gedefinieerd:
"de gemeente Tynaarlo koestert haar groene karakter door beleid en beheer rond bomen af te stemmen op het landschappelijk, natuurlijk en historisch raamwerk, passend binnen de normen van de huidige tijd".
Het Bomenplan doet aanbevelingen ter behoud en/of versterking van bestaand groen (zowel qua structuur als solitaire bomen). Voor onderhavig plangebied doet het Bomenplan geen relevante uitspraken.
In april 2013 heeft de gemeenteraad een actualisatie van het bed and breakfastbeleid vastgesteld. De mogelijkheden ten aanzien van de vestiging en omvang van een bed and breakfast zijn verruimd. In hoofdlijnen komt het nieuwe beleid neer op de volgende uitgangspunten, die zijn meegenomen in de regels van deze beheersverordening.
Bij recht is een omvang van maximaal twee kamers en vier personen toegestaan (bij een woonbestemming en in het hoofdgebouw). Hierbij mag maximaal 30% van het bestaande oppervlak worden gebruikt, met een maximum van 45 m2.
Middels een binnenplanse afwijking kan een grotere omvang worden toestaan, namelijk maximaal vier kamers en acht personen. Ook de omvang wat betreft het bestaande vloeroppervlak kan door middel van afwijking worden vergroot tot maximaal 100 m2. In tegenstelling tot het vorige beleid kan een bed and breakfastaccommodatie nu ook in een vrijstaand bijgebouw worden toegestaan. Een keukenvoorziening zal niet worden toegestaan.
In deze beheersverordening staat het woningbouwproject Zuidoevers centraal. Dit woningbouwproject biedt ruimte aan 25 vrijstaande woningen. Het project is gelegen tussen het bestaande bebouwingslint van het dorp De Groeve en het oevergebied van het Zuidlaardermeer. Binnen het beheersgebied zijn twee deelgebieden ontstaan: de besloten walkavels met een wal en beplanting en de zogenaamde rietkavels, die een open relatie met de omgeving hebben
Woningbouwlocatie Zuidoevers met besloten walkavels (rood) en rietkavels (geel)
Voorliggende beheersverordening legt grotendeels de bestaande bestemmingsplanregeling en het bestaand gebruik vast. Kleinschalige ontwikkelingen die voortvloeien uit bestaand beleid (zoals bed and breakfast) zijn meegenomen in deze beheersverordening.
Zoals in de inleiding is aangegeven, is ervoor gekozen om voor woongebied Zuidoevers een beheersverordening op te stellen. Binnen het beheersgebied zijn alleen 'ontwikkelingen' meegenomen die deel uitmaken van de vigerende bestemmingsplannen en planologisch al zijn toegestaan. Dit heeft betrekking op de vorengenoemde bouwmogelijkheden ten behoeve van woningen en de reguliere planologische mogelijkheden om erfbebouwing en beperkte uitbreidingen van hoofdgebouwen te realiseren. Vanwege het ontbreken van voorziene ruimtelijke ontwikkelingen op basis van een structuurvisie, dient woongebied Zuidoevers te worden aangemerkt als een 'laag dynamisch'-gebied.
Vergunningsvrije bouwwerken en activiteiten die onder de "Kruimellijst" (art. 4 bijlage II Bor) vallen, worden niet aangemerkt als ruimtelijke ontwikkelingen.
Nieuwe wet- en regelgeving, die verplicht in ieder ruimtelijke plan moet worden meegenomen, zijn vertaald in deze beheersverordening. Dit heeft betrekking op onder andere het archeologiebeleid en bed and breakfastbeleid.
Bij een beheersverordening moet het bestaande gebruik worden geregeld. In de Handreiking Beheersverordening van de Vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) is onder meer aangegeven dat het begrip 'bestaand' op twee manieren kan worden gedefinieerd. Gebruik in 'enge zin' is het gebruik dat feitelijk bestaand is op het moment van het vaststellen van de beheersverordening. Dit geldt zowel voor het gebruik van gronden als van de aanwezige bouwwerken. Gebruik in 'ruime zin' gaat uit van het vigerende bestemmingsplan en van verleende omgevingsvergunningen voor planologisch afwijken. De VNG adviseert bij een keuze voor een beheersverordening uit te gaan van de 'ruime' definitie. Daarbij wordt als basis het vigerend bestemmingsplan gekozen. De gemeente Tynaarlo gaat hierin mee.
Juridische opzet
De Wro geeft niet aan uit welke elementen een beheersverordening is opgebouwd, c.q. waaruit deze bestaat. Deze beheersverordening bestaat uit:
In de verbeelding zijn de bestemmingen, aanduidingen en bouwvlakken opgenomen. De regels zijn als volgt opgebouwd:
De in deze beheersverordening voorkomende bestemmingen en bijbehorende regels zullen in deze paragraaf nader worden toegelicht.
Groen
Deze bestemming is opgenomen ten behoeve van de invulling van het openbaar gebied rondom de te realiseren woningen. Het gaat daarbij met name om het gebied dat centraal door het plangebied loopt en waaronder zich de gasleiding bevindt. De bestemming maakt aanleg mogelijk van een ontsluiting voor calamiteitenverkeer.
Verkeer
De hoofdverkeersstructuur binnen het beheersgebied is bestemd als Verkeer. Binnen deze bestemming zijn onder andere wegen, groenvoorzieningen, bermstroken, beplanting en waterlopen toegestaan.
Wonen
De voor wonen aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
Vanwege een aantal belemmeringen (geluid, gasleiding) is de woonbestemming gedetailleerd uitgewerkt. Deze gedetailleerdheid uit zich onder meer in het per perceel aangeven van een bouwvlak, waarbij in sommige gevallen ook een verplichte voorgevelrooilijn (gevelbouwgrens) is opgenomen. Hiervoor is gekozen vanwege de omvang van de percelen, die dermate groot zijn dat enige sturing in de situering van bebouwing gewenst wordt geacht. Voor het overige geldt dat door middel van aanduiding op de kaart de maximale goot- en bouwhoogte en kaphelling van de hoofdgebouwen zijn aangegeven en dat de maximale oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen in de voorschriften geregeld wordt.
Bij deze bestemming zijn ook nadere eisen (3.3) opgenomen. Deze zijn er met name op gericht om stedenbouwkundig relevante eisen aan de situering van woningen te kunnen stellen.
Leiding - Gas (dubbelbestemming)
Ter bescherming van de in het plangebied gelegen gasleiding is een dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming geldt dat niet zonder meer mag worden gebouwd.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling is aan burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.22 Wro een bevoegdheid toegekend voor een aantal met name genoemde situaties. Indien de verbeelding niet geheel blijkt overeen te stemmen met de werkelijke afmetingen in het terrein kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan teneinde afwijkingen op ondergeschikte punten mogelijk te maken. De bepaling geeft de voorwaarden aan waaronder een dergelijke omgevingsvergunning kan worden verleend. Het verlenen van een omgevingsvergunning voor dergelijke situaties mag geen automatisme zijn. Burgemeester en wethouders zullen het verlenen van de omgevingsvergunning moeten afwegen en motiveren conform het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht.
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en het gebruik en de titel van de beheersverordening.
Deze beheersverordening is conserverend van aard. Voor zover het ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, gaat het om ontwikkelingen die ook al in de vigerende bestemmingsplannen zijn geregeld. Voor zover in de toekomst wel nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, zal daarvoor een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure worden opgestart (inclusief onderzoeksverplichtingen).
Gelet op het conserverend karakter van deze beheersverordening is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de uitvoering ervan leidt tot nadelige milieugevolgen. Onderzoek op dit punt kan dan ook achterwege blijven. Hieronder worden wel alle onderzoeksaspecten volledigheidshalve kort nagelopen.
Wegverkeer
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB (artikel 82, lid 1 van de Wet geluidhinder).
Deze beheersverordening geeft de planologische mogelijkheid om woningen op te richten. Het betreft hier bestaande planologisch rechten die zijn overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen. De woningbouwpercelen liggen aan wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Akoestisch onderzoek kan derhalve voor die wegen achterwege blijven.
In de nabijheid van het beheersgebied ligt de Hunzeweg. Op grond van art. 74 van de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek verplicht is als binnen die zone geluidgevoelige bestemmingen kunnen worden gerealiseerd. Ten aanzien van de Hunzeweg bedraagt die zone 200 meter. Op grond van de verwachte verkeersintensiteit in 2015 is in het kader van het vigerende bestemmingsplan berekend, dat de 50 dB(A) (polder)contour zich ongeveer 65 meter uit de weg bevindt. Dit betekent dat de woningen die in het plangebied nog kunnen worden gerealiseerd ruim buiten de zone liggen waarbinnen de geluidbelasting vanwege wegverkeer ten hoogste 50 dB(A) zal bedragen. Door de afschermende werking van de lintbebouwing aan de Hunzeweg is de geluidssituatie zelfs nog gunstiger. De berekende 50 dBA() contour die destijds is berekend komt overeen met de huidige voorkeurswaarde van 48 dB. De huidige verkeersdruk van de Hunzeweg geeft geen aanleiding om wijzigingen door te voeren in deze eerder vastgestelde geluidscontour Daarmee is voldoende aangetoond dat de voorkeursgrenswaarde voor het geluid vanwege wegverkeer geen belemmering is voor de uitvoering van het plangebied.
Bedrijven
Het bedrijf Broekveldt aan de Hunzeweg in De Groeve mag op basis van gemeentelijk milieubeleid maximaal 50 dB(A) produceren. Omdat het bedrijf in een woonomgeving ligt, worden maatregelen voorgesteld die er toe leiden dat het bedrijf in de representatieve bedrijfssituatie niet meer dan 45 dB(A) etmaalwaarde gemiddeld zal veroorzaken. In het bestemmingsplan zijn de mogelijkheden om dit te bereiken vormgegeven door de te hanteren afstanden van de woningen tot het bedrijf, waartoe het bouwblok specifiek is toegesneden, en anderzijds door voorzieningen als wallen en bosschages.
In het kader van deze beheersverordening zijn in de directe nabijheid van de bedrijvigheid geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen opgenomen of gerealiseerd. Ook vinden er geen nieuwe ontwikkelingen plaats die leiden tot een gewijzigde situatie in milieuhygiënische zin. De bestaande milieutechnische situatie blijft gehandhaafd en vanuit het oogpunt van milieuhygiëne bestaan er derhalve geen problemen. In het vigerende bestemmingsplan Kleinere kernen, dat in 2010 is vastgesteld is reeds gemotiveerd dat er voor het aspect milieuzonering geen beperkingen waren. Ter plaatse van de woningen is een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd. Er zijn geen bedrijven die in hun bedrijfsvoering worden belemmerd door de uitvoering van onderhavig plan.
Bodemvervuiling kan een rol spelen bij de totstandkoming van nieuwe ontwikkelingen. De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt, ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen.
Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten 'ernstige vervuilingen' in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie. Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan dat deels wordt vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de bodemkwaliteit danwel die beperkt worden door de bodemkwaliteit.
Riool en water in het woongebied Zuidoevers in De Groeve
Wateroverlast
Hieronder wordt de trits vasthouden – bergen – afvoeren verstaan. Volgens de bodemkaart valt vrijwel het hele gebied onder de veldpodzolgronden. Veldpodzolgronden zijn zandgronden met een lichte inspoelingslaag. Deze inspoelingslaag heeft vaak een storende werking op de waterdoorlatendheid van de bodem. Hierdoor wordt het infiltreren van afgekoppeld hemelwater moeilijk.
Daarom is er voor gekozen om afgekoppeld hemelwater op de hoofdwatergang te lozen. De hoofdwatergang stroomt af in zuidoostelijke richting naar een onderleider onder de Oostermoerse Vaart en vervolgens door richting gemaal Oostermoer.
De bestaande duikers hebben ruim voldoende capaciteit om de afvoer van het afgekoppelde oppervlak te verwerken.
Riolering
Voor het bestemmingsplan is een gescheiden rioleringssysteem aangelegd. Het huishoudelijke afvalwater vanuit de woningen wordt ingezameld in een vrijverval dwa-riool. Het huishoudelijke afvalwater wordt afgevoerd naar een rioolgemaal. Vanuit het rioolgemaal wordt het afvalwater verpompt naar het rioolgemaal Groeve-zuid (waterschapgemaal).
De neerslag gevallen op daken van de woningen en de wegverharding wordt ingezameld in een vrijverval hwa-riolering. Dit hwa-riool loost het water op de aangelegde waterpartijen.
Grondwateroverlast
Om te voldoen aan de ontwateringseisen is het maaiveld in het gehele plangebied opgehoogd.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Het schone afgekoppelde regenwater wordt via de waterpartijen op de hoofdwatergang geloosd. In het kader hiervan wordt het gebruik van uitlogende materialen voor daken, goten en hwa-leidingen voorkomen.
Conclusie
Deze beheersverordening maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en voorziet daarmee niet in nieuwe oppervlakteverharding. De beheersverordening heeft daarmee geen invloed op de huidige waterhuishoudkundige situatie. In het kader van het bestemmingsplan Zuidoevers Zaadlaardermeer is een watertoets uitgevoerd en heeft er overleg plaatsgevonden tussen de gemeente en het waterschap. In dit overleg is ook het woningbouwproject Zuidoevers meegenomen.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is bepaald dat een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 ug/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Deze beheersverordening maakt ten opzichte van het vigerende (bestemmings)plan die wordt vervangen geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de luchtkwaliteit. Er is derhalve sprake van een 'nibm'-situatie waardoor onderzoek achterwege kan blijven.
De beheersverordening kan worden uitgevoerd als duidelijk is dat het plan niet in strijd is met de Wet natuurbescherming en het beleid van het Natuurnetwerk Nederland. Daarom is inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden in de invloedsfeer van het plangebied en de effecten hierop. In dat kader is een Natuurtoets uitgevoerd. De natuurtoets heeft ook betrekking op een strook grond westelijk gelegen aan De Voorde 20 en 22. Deze strook is echter geen onderdeel van het plangebied in de beheersverordening. Derhalve zijn de uitkomsten van de natuurtoets, voor zover die betrekking hebben op de strook grond, dan ook niet relevant voor deze beheersverordening. Het onderzoek is als bijlage 1 bijgevoegd.
De Wet natuurbescherming vormt geen belemmering voor de uitvoering van de beheersverordening.
Aspecten van externe veiligheid (ontploffingsgevaar etc.) spelen een bescheiden rol in het vigerende bestemmingsplan. Inrichtingen waarmee rekening gehouden moet worden bij de bouw van woningen bevinden zich niet in de invloedsfeer van het te realiseren woongebied. Wel bevindt zich in het plangebied een gastransportleiding waarmee rekening gehouden moet worden. De in acht te nemen afstand voor woningbouw in de voorgestelde vorm bedraagt 5 meter aan weerszijden van de gasleiding. Deze zone is in het geldende bestemmingsplan als dubbelbestemming opgenomen. Binnen deze zone mag niet worden gebouwd. Op dit punt heeft destijds overleg plaatsgevonden met zowel de NV Nederlandse Gasunie als de VROM-inspectie Regio Noord.
In het kader van deze beheertsverordening is recent een onderzoek door de RUD Drenthe uitgevoerd naar de aspecten van externe veiligheid binnen het plangebied van deze verordening. Het rapport is toegevoegd als bijlage 2 en de conclusies en aanbevelingen zijn overgenomen. Dit zijn met name aanbevelingen over de wijze waarop regels en verbeelding dienen worden uitgewerkt.
De RUD geeft tevens aan dat het groepsrisico dient te worden verantwoord. Voor die verantwoording wordt verwezen naar hoofdstuk 4 van bijlage 2. Kort samengevat komt dit op het volgende neer:
Door ondertekening van het verdrag van Malta (1992) heeft Nederland zich verplicht om bij ruimtelijke planvorming nadrukkelijk rekening te houden met het niet zichtbare deel van het cultuurhistorisch erfgoed, te weten de archeologische waarden. In de Erfgoedwet is geregeld hoe met archeologische vindplaatsen en zichtbare monumenten moet worden omgegaan. Het streven is om deze belangen tijdig bij de planvorming te betrekken.
In mei 2013 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie vastgesteld. Conform de archeologische beleidskaart is het beheersgebied verstoord of archeologisch onderzocht en vrijgegeven. Derhalve kan archeologisch onderzoek achterwege blijven.
Sinds 1 april 2011 is het verplicht om in beheersverordeningen aandacht te schenken aan de vraag of er sprake is van milieugevolgen waarvoor een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Ook bij projecten die onder de drempelwaarden liggen uit het Besluit m.e.r. (bijlage C en D) moet door het bevoegd gezag beoordeeld worden, of er sprake is van significant negatieve effecten waarvoor een MER opgesteld moet worden. De beheersverordening is conserverend van aard, waardoor er geen activiteiten mogelijk gemaakt worden uit de C- of D- lijst van het Besluit m.e.r. Het opstellen van een planMER of een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling in het kader van deze beheersverordening kan dan ook achterwege gelaten worden.