6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
a. de goothoogte van hoofdgebouwen maximaal 8 meter bedraagt;
-
b. de bouwhoogte van hoofdgebouwen maximaal 12 meter bedraagt;
-
c. minimaal 80% van het gebouw dient voorzien te worden van een dakhelling tussen de 20o en 80o;
-
d. het aantal wooneenheden per hectare mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden per hectare' is aangegeven;
-
e. de maximale oppervlakte van een hoofdgebouw mag per bouwperceel bedragen:
-
1. bij een perceelsgrootte tot en met 600 m²: maximaal 40%;
-
2. bij een perceelsgrootte van 600 m² tot 1000 m²: 240 m² vermeerderd met 30% van de perceelsgrootte die de 600 m² te boven gaat;
-
3. bij een perceelsgrootte vanaf 1.000 m2: 360 m2 vermeerderd met 20% van de perceelsgrootte die de 1.000 m2 te boven gaat tot een maximum van 600 m2;
-
f. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw respectievelijk blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 3 meter;
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
a. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3,5 meter bedraagt;
-
b. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 6 meter bedraagt, met dien verstande dat in geval van platte afdekking de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
-
c. de maximaal toegestane oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel niet meer dan 60 m², met inachtneming van de beperking dat niet meer dan 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
6.2.3 Nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeer en verblijf gelden de volgende bepalingen:
-
a. de inhoud niet meer dan 50 m³ bedraagt;
-
b. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:
-
a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn maximaal 2 meter bedragen en voor de voorgevellijn maximaal 1 meter;
-
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het bij de woning behorende erf niet meer mag bedragen dan 10 meter;
-
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 15 meter;
-
d. voor het bouwen van steigers boven het water geldt dat deze zijn toegestaan tot maximaal 4,5 meter gerekend uit de waterkant en met een maximale breedte van 1,25 meter, met dien verstande dat het aantal steigers per perceel niet meer dan 1 bedraagt;
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de voorgevelbreedte indien deze meer dan 6 meter bedraagt;