Plan: | Zuidlaren - Laarhove |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1730.BPLaarhoveZL-0301 |
Momenteel staat Zuidlaren voor een grote opgave. De inrichting van het centrumgebied gaat wijzigen en er wordt een nieuwe invulling gegeven aan het terrein van het voormalig beurscomplex Prins Bernhardhoeve. Het terrein, met een totale oppervlakte van circa 20 hectare, is projectmatig opgesplitst in de voorzijde en achterzijde. Op de achterzijde is woningbouw voorzien. Ten behoeve van deze herontwikkeling heeft de gemeente een stedenbouwkundig programma van eisen (SPvE) opgesteld. Daarin staan de ambities, uitgangspunten en randvoorwaarden voor de beoogde woonwijk op de achterzijde van het Prins Bernhardhoeve-terrein.
Het SPvE vormt de basis voor de uiteindelijke ontwikkeling van het plangebied tot een aantrekkelijke woonwijk genaamd Laarhove, die tegemoetkomt aan de woonbehoefte in Zuidlaren. De gemeente wil een woonwijk maken die past bij het DNA van Zuidlaren, maar ook iets toevoegt aan de bijzondere mix die het dorp al rijk is. Naast de woonwijk is ook de Hunze-as onderdeel van de opgave. De Hunze-as is een nieuwe route tussen het centrum en het Hunzegebied, met het Prins Bernhardhoeve-terrein als belangrijke schakel.
Op basis van het SPvE is een apart stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitsplan ontwikkeld. Dit plan bestaat uit de bouw van maximaal 285 woningen. Het gaat hierbij om een gemixt woningbouwprogramma met zowel huur- als koopwoningen. De woningen worden aangeboden in het goedkope, het middendure en het dure segment.
Om de beoogde woonwijk vanuit ruimte- en milieutechnisch oogpunt mogelijk te maken worden de manege activiteiten ter plaatse van de Laarweg 16 beëindigd. Deze gronden maken deel uit van de uitwerking van het stedenbouwkundig plan. Ook de planologische mogelijkheid ter hoogte van de Osbroeken om een waterzuiveringsinstallatie te exploiteren wordt met dit bestemmingsplan gesaneerd, vanuit milieutechnisch oogpunt. De zuiveringsinstallatie die er stond is circa 15 jaar geleden al verwijderd. De overige planologische mogelijkheden van de huidige bestemming blijven hier behouden.
De uitwerking van het stedenbouwkundig plan is op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.
Het plangebied kent twee deelgebieden. Deelgebied 1 betreft de gronden van de voormalige Prins Bernhardhoeve én de gronden van de huidige manege. Hier is de woonwijk voorzien. Deelgebied 2 betreft de gronden van de voormalige waterzuiveringsinstallatie. De begrenzing van deelgebied 2 is afgestemd op de huidige bestemming 'Bedrijf – Openbaar nut'.
De ligging van het plangebied is opgenomen in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (Bron: GeoWeb)
Voor het plangebied gelden een tweetal bestemmingsplannen. Deze worden hierna afzonderlijk besproken.
De gronden van deelgebied 1 zijn gelegen in het bestemmingsplan Zuidlaren Kern uit 2005. In dit bestemmingsplan kent het plangebied de bestemmingen Beurscomplex, Groenvoorzieningen en Recreatieve doeleinden. Binnen de bestemming Beurscomplex zijn de activiteiten van het voormalig beurscomplex Prins Bernhardhoeve toegestaan. Het gaat hierbij om evenementen, tentoonstellingen en beurzen. Maar ook de daarbij behorende ontsluitingen en parkeerplaatsen. De gebouwen dienen binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. Het bouwvlak bevindt zich daarbij aan de westkant van het plangebied.
De belangrijke groenstructuren in het plangebied zijn bestemd met de bestemming Groenvoorzieningen en de bestaande manege is bestemd met de bestemming Recreatieve doeleinden.
Op de voorzijde van het voormalig Prins Bernhardhoeve terrein, ten westen het plangebied van Laarhove, staat een tijdelijke supermarkt die op grond van een tijdelijke omgevingsvergunning (t/m november 2024) de optie heeft om een alternatief parkeerterrein aan te leggen in het traversegedeelte dat binnen het plangebied van Laarhove ligt, indien de herontwikkeling van de voorzijde daartoe vraagt.
Een uitsnede van de geldende verbeelding is opgenomen in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede locatie 'deelgebied 1' (bron: gemeente Tynaarlo)
De gronden van deelgebied 2 zijn gelegen in het bestemmingsplan Buitengebied Tynaarlo (2014). In dit bestemmingsplan kent het plangebied de bestemming 'Bedrijf - Openbaar nut' met de functieaanduiding 'waterzuiveringsinstallatie’. Binnen deze bestemming zijn nutsvoorzieningen toegestaan inclusief een waterzuiveringsinstallatie. Gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Een uitsnede van het bestemmingsplan is opgenomen in figuur 1.3.
Figuur 1.3 Uitsnede locatie 'deelgebied 2' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Op grond van het geldende bestemmingsplan Zuidlaren Kern is het niet toegestaan om woningen binnen de in het plangebied voorkomende bestemmingen te realiseren. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling en toont aan dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met 'een goede ruimtelijke ordening'.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels, verbeelding en bijlagen. Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de bestaande en toekomstige ruimtelijke situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 is het beleidskader geschetst op rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.
Het plangebied ligt aan de oostkant van de kern Zuidlaren en kan onderverdeeld worden in twee deelgebieden. Deelgebied 1 betreft de gronden van de voormalige Prins Bernhardhoeve én de gronden van de huidige manege. In dit deelgebied is de woonwijk voorzien. Deelgebied 2 betreft de gronden van de voormalige waterzuiveringsinstallatie. In Afbeelding 2.1 is een luchtfoto weergegeven met daarop in een rode omlijning indicatief het plangebied, met geel de locatie van de manege en in het blauwe kader de locatie van de nutsvoorziening.
Afbeelding 2.1 Luchtfoto omgeving met daarop in rode omlijning indicatief deelgebied 1 en 2, met geel de locatie van de manege en blauw de locatie van de nutsvoorziening (Bron: PDOK)
Voormalige Prins Bernhardhoeve, manege en trafostation
Deelgebied 1 betreft een gedeelte van de gronden van de voormalige Prins Bernhardhoeve én de gronden van de huidige manege. De Prins Bernhardhoeve is een voormalig beurscomplex in het Drentse dorp Zuidlaren, geopend in 1954 en daarna diverse malen uitgebreid. In 2014 is het beurscomplex definitief gesloten. De inrichting van de Prins Bernhardhoeve had circa 40.000 m² oppervlakte aan gebouwen en trok jaarlijks veel bezoekers. De oppervlakte van de gebouwen in onderhavig plangebied bedroeg circa 20.000 m2. De gebouwen hadden verschillende goot -en bouwhoogtes tot respectievelijk 11 en 13,4 meter.
De gebouwen, gelegen aan de westkant van het plangebied, die hier in 2016 stonden zijn inmiddels gesloopt. Op het achterste gedeelte stond een klein gedeelte van de gebouwen en de rest van het gebied werd daarbij grotendeels gebruikt als parkeerterrein. De verhardingen zijn nog aanwezig. Sinds de sloop betreft het een braakliggend terrein in afwachting van een nieuwe invulling van het gebied.
In het plangebied staat ook een manege. Deze bevindt zich in de zuidwest zijde van het plangebied. In figuur 2.2 is de inrichting van de manege geel omkaderd. De inrichting is vrijwel volledig verhard en bestaat uit erfverharding en een manege-gebouw. Verder staat in het plangebied een klein nutsgebouwtje van Ziggo even ten noorden van de huidige manege. Het nutsgebouwtje heeft een maximale oppervlakte van 25 vierkante meter en een hoogte van 4 meter. Afbeelding 2.2 weergeeft een luchtfoto met daarop met geel de locatie van de manege en in de blauwe cirkel de locatie van de nutsvoorziening.
Afbeelding 2.2 Luchtfoto omgeving met daarop in een gele omlijning de inrichting van de manege en in het blauwe kader de locatie van de nutsvoorziening (Bron: PDOK)
Cultuurhistorisch landschap en groen
Het waardevolle cultuur- en dorpslandschap met elementen als essen, brinken, lanen, coulissen en dreven, dat uit dit samenspel voortkwam, bepaalt in grote mate de identiteit van het dorp Zuidlaren. Het terrein van Laarhove ligt op de overgang van de Hondsrug naar het Hunzedal, een overgang van hoog naar laag en van zand naar veen. De bebouwing van de Prins Bernhardhoeve heeft zich indertijd weinig aangetrokken van dit landschappelijk gegeven, en is als gebiedsvreemd gebouw in het landschap komen te liggen. Op Laarhove is wel nog steeds de historische structuur aanwezig van houtsingels en laanbeplanting die van oost naar west loopt, en zo kenmerkend is voor de rand tussen rug en dal. Het coulissenlandschap dat hierdoor werd gevormd, was echter voorheen een stuk kleinschaliger. De noord- en westzijde van het plangebied grenst verder aan het Rijksmonumentale bosgebied Laarwoud. Aan de oost- en zuidkant grenst het plangebied aan het agrarisch beekdalenlandschap met op circa 400 meter ten oosten van het plangebied het natuurgebied Tusschenwater. In figuur 2.3 is een overzicht gegeven van de huidige groenstructuur die behouden blijft.
Figuur 2.3 Huidige kwaliteiten groen en cultuurhistorisch erfgoed (bron: Strootman landschapsarchitecten, SPvE)
Water
In het plangebied komen ook enkele watergangen (sloten) voor. Het gaat daarbij om watergangen die oost-west lopen en een watergang aan de noordoostkant van het plangebied die noord-zuid loopt. De oost-west lopende watergangen zijn typerend voor het beekdalenlandschap.
Ontsluiting
De ontsluiting van het gebied geschiedt over de Hanekamp vanaf de Hunzeweg en over de Laarweg vanaf de Brink O.Z. Dit zijn de bestaande ontsluitingswegen van het terrein die als hoofdontsluiting geschikt gemaakt worden maar wel hun landschappelijke karakter behouden.
Deelgebied 2 betreft de gronden van een voormalige waterzuiveringsinstallatie. De gronden zijn al circa 15 jaar niet meer als zodanig in gebruik. Het terrein is daarbij nog wel in gebruik door het waterschap. Hier is sprake van een rioolgemaal met leidingen, opslag van grond en andere materialen voor de waterbeheersingstaak van het waterschap. Verder is er een verblijfsruimte voor de muskusrattenbeheerders en een locatie voor stalling van waterschapsmaterieel/machines en dergelijke. Het terrein is hoofdzakelijk onverhard. De verharding die er is bestaat uit een ontsluitingsweg en een tweetal gebouwen. Verder kent het perceel een groene inrichting. Het perceel wordt dan ook omgeven door de hoogopgaande beplanting van een bosgebied. Dit bosgebied is in 1968 ontworpen door Geke Hollema en is een uitloper van het bosgebied van Laarwoud. De ontsluiting van het gebied geschiedt over de Osbroeken vanaf de Hunzeweg.
Aan het begin van de ontsluiting van dit gedeelte van het plangebied, ofwel de oostkant van het plangebied, loopt een hoogspanningsverbinding van Tennet. De verbinding heeft aan weerzijden een belemmerde strook van 20 meter. In het bestemmingsplan wordt hier rekening mee gehouden in de verbeelding en regels.
Afbeelding 2.4 weergeeft een luchtfoto met daarop in een rode omlijning het plangebied van deelgebied 2.
Afbeelding 2.4 Luchtfoto met daarop in rode omlijning het plangebied van deelgebied 2 (Bron: PDOK)
Het doel van het plan is om het stedenbouwkundig plan, zoals opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting, planologisch mogelijk te maken. Het voornemen is om een nieuwe aantrekkelijke woonwijk te realiseren die tegemoetkomt aan de woonbehoefte in Zuidlaren. Hierbij is flexibiliteit van belang, waarbij de locatie van de woningen, het aantal en het type woningen flexibel inbestemd moeten worden. In totaal worden met dit bestemmingsplan maximaal 285 woningen mogelijk gemaakt. Met de uitwerking van het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met uitgangspunten vanuit onder meer cultuurhistorie, landschap, volkshuisvesting, klimaatadaptie en ecologie. De Prins Bernhardhoeve heeft decennia lang een belangrijke economische rol gespeeld in het dorp en de omgeving. De gebouwen van het complex waren niet her te gebruiken in de planvorming. Grote delen van de beplanting zoals een rij moeraseiken, losse bomen, watergangen en de ontsluitingsstructuur van de parkeervelden echter wel. Deze structuren en elementen maken onderdeel uit van de vormgeving van de nieuwe woonwijk. In afbeelding 2.5 is een uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp opgenomen. Dit betreft een proefverkaveling en kan dus nog wijzigen.
Het ontwerp gaat uit van maximaal 285 (deels sociale) huur- en koopwoningen bestaande uit vrijstaande woningen, rijenwoningen, twee-onder-een kapwoningen en appartementen. Het betreft een gedifferentieerd woonprogramma. De woningen zijn geschikt voor een brede diversiteit aan doelgroepen, zoals starters, gezinnen, ouderen en kleine huishoudens.
Afbeelding 2.5 Stedenbouwkundig ontwerp - proefverkaveling (bron: Strootman landschapsarchitecten)
De uitwerking van het stedenbouwkundig plan bestaat uit verschillende onderdelen, namelijk woongebied, ontsluitingen en parkeerplaatsen, water en groen. Verder is het planologisch borgen van de Hunze-as in dit bestemmingsplan wenselijk. De onderdelen worden hierna verder toegelicht.
Woongebieden
Het stedenbouwkundig plan gaat uit van verschillende woongebieden waarbinnen de toekomstige woningen gebouwd mogen worden. Hierbij kennen de woongebieden langs de randen van het plangebied een minder intensief bebouwingsprogramma met lage goot, om de woningen zoveel op de landschappelijke omgeving te laten aansluiten. Hier zijn dan ook voornamelijk vrijstaande woningen en twee-onder-éénkapwoningen voorzien. Het midden van het plangebied kent woongebieden met een meer intensief programma waarbij ook rijenwoningen en appartementen zijn voorzien.
Appartementen
In Laarhove zijn vier woongebouwen met appartementen voorzien. Deze appartementengebouwen worden gesitueerd nabij de belangrijkste aansluitpunten van de wijk op de omgeving; bij de Laarweg, de Hanekamp en aan de Hunze-as in de traverse in het sterrenbos. Door deze situering dragen deze gebouwen bij aan de ruimtelijke oriëntatie binnen de woonwijk. De woonfunctie in de traverse langs de Hunze-as zorgt voor een functionele verbinding tussen de PBH voorzijde en Laarhove, en draagt bij aan de fysieke en sociale veiligheid.
De maximale bouwhoogte is aangepast aan de omgeving en de cultuurhistorische sfeer die onder meer bepaald wordt door het Laarwoudbos en het sterrenbos. De bouwhoogte varieert van 3 bouwlagen in het traversegedeelte, 4 lagen langs de Hanekamp en 5 lagen langs de Laarweg. De appartementen staan daarbij niet zelfstandig in de vrije ruimte maar blijven ondergeschikt aan de hoogte en structuur van bomen, die de omgeving hier in belangrijke mate bepalen. In het beeldkwaliteitsplan wordt een hoog ambitieniveau vastgelegd voor een verfijnd ontwerp en donkere kleurstelling, passend bij de omgeving.
Woningen langs de randen
Langs de oost- en zuidrand van het plangebied, in de overgang naar het buitengebied, is voornamelijk sprake van vrijstaande en twee-onder-één kapwoningen, bestaande uit één bouwlaag met kap. In principe geldt een dakhelling van minimaal 35 graden en maximaal 60 graden, maar voor een deel van de woningen in de zuidrand geldt dat deze zowel mogen bestaan uit één bouwlaag met kap, alsook twee bouwlagen met een platte afdekking.
In de zuidwesthoek van het plangebied mogen de woningen zowel vrijstaand, twee-aan-een of aangebouwd worden gerealiseerd. Ook vormen als geclusterde woonvormen en patiowoningen kunnen hier gerealiseerd worden.
Woningen in het binnengebied
Het binnengebied kent een meer intensief programma. Hier zijn zowel vrijstaande woningen, twee-onder-éénkapwoningen, portiekwoningen en rijenwoningen voorzien. Hier kunnen woningen met twee bouwlagen met kap gebouwd worden. Hier is ook ruimte voor vormen als geclusterde woonvormen en patiowoningen, bijvoorbeeld langs de Hunze-as.
Ontsluitingen en parkeren
Het plangebied krijgt een hoofdontsluiting en enkele secundaire ontsluitingswegen. De hoofdontsluiting wordt gevormd door de bestaande hoofdontsluiting in het plangebied, de Laarweg en de Hanekamp. De nieuw aan te leggen ontsluitingswegen sluiten hier vervolgens op aan. De Laarweg was van oorsprong een drift of dreef met een relatief smal wegprofiel, aan weerszijden voorzien van hogere houtwallen. Deze bestaande historische kwaliteiten blijven in stand, waardoor de weg vooral geschikt is voor het gemotoriseerde verkeer. Er worden fiets -en wandelpaden aangelegd om het langzaam verkeer te bevorderen. Een belangrijke route voor het langzame verkeer in het plangebied is de Hunze-as.
Het parkeren vindt hoofdzakelijk plaats op eigen terrein. Voor de resterende parkeervraag worden parkeergelegenheden in het openbaar gebied aangelegd. Ten behoeve van de parkeerbehoefte is aangesloten bij de normen uit de CROW. Paragraaf 4.1 gaat hier nader op in.
Figuur 2.6 Toekomstige ontsluitingsstructuur (voorbeeld) (bron: Strootman landschapsarchitecten)
Groenstructuur en ecologische zone
Belangrijk uitgangspunt voor de uitwerking van het stedenbouwkundig plan is dat de woongebieden in een groen, landschappelijk kader komen te liggen met daarin aan de ene kant ruimte voor openbaar groen en aan de andere kant voldoende zicht op het landschap. De ambitie is om een woonwijk te ontwikkelen die zich naadloos in het landschap voegt. Aan de zuid-, maar vooral aan de oostrand van het gebied is het daarom een belangrijk aandachtspunt dat deze niet volledig wordt dichtgezet met woningen, of dat woningen met hun rug naar het landschap worden gericht. Zo blijft er ruimte voor plekken waar inwoners van de hele wijk kunnen genieten van de landschappelijke ligging.
Langs de oostkant van het plangebied komt daarom een groene zone welke eveneens gaat dienen als overgang naar het landschap en vormt daarmee een belangrijk deel van het toekomstige karakter van de wijk. Omdat hier wel deels sprake is van uitgeefbare grond voor woningbouw is het van belang dat deze zone niet als erf wordt gebruikt in die zin dat er al dan niet vergunningvrije bijbehorende bouwwerken en erfafscheidingen worden gebouwd.
Door het bouwen van erfbebouwing in het bestemmingsplan uit te sluiten kunnen alleen vergunningplichtige bouwwerken worden uitgesloten. Voor de vergunningvrije mogelijkheden die het Besluit omgevingsrecht (Bor) biedt ligt dit genuanceerder. De bouwwerken die zijn toegestaan op grond van artikel 2 Bijlage II Bor zijn namelijk vergunningvrij, zonder dat daar bestemmingsplantoetsing hoeft plaats te vinden, tenzij de bestemming zich er tegen verzet. Dit is het geval als het 'erf' bijvoorbeeld is bestemd als Groen of Agrarisch. In de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het opnemen van planregels die vergunningvrij bouwen verbieden (door te regelen dat geen sprake is van een 'erf' in de zin van het Bor), vaker aan bod geweest. Uit de richtinggevende uitspraak van de Afdeling van 21 februari 2018 (Steenbergen) volgt dat het niet aanvaardbaar is in bestemmingsplannen in het algemeen, zonder acht te slaan op locatie-specifieke omstandigheden, vergunningvrij bouwen aan banden te leggen. Dat doorkruist namelijk de uitdrukkelijk in het Bor gemaakte keuze om vergunningvrij bouwen in het achtererfgebied mogelijk te maken. Bij het opnemen van een planregeling die in de weg staat aan vergunningvrij bouwen in achtererfgebied, moet goed gemotiveerd worden dat deze regeling, gelet op locatie-specifieke omstandigheden, strekt tot een goede ruimtelijke ordening.
Omdat ter plaatse sprake is van de overgang van bebouwd naar agrarisch gebied en de betreffende zone en het vanuit een goede ruimtelijke ordening wenselijk is deze overgang met een 'groene dorpsrand' te markeren, is hier sprake van een locatie-specifieke omstandigheid die ervoor moet zorgen dat dit deel van de woonerven die hier eventueel gepland zijn niet worden bebouwd. Om die reden is gekozen om binnen de woonbestemming deze zone van de aanduiding 'groen' te voorzien, en daarmee de mogelijkheid voor het bouwen van erfbouwing op de betreffende percelen te weren.
Verder zijn de bestaande coulissen de structuurdragers van het plangebied en de vizieren naar het Hunzedal. De coulissen blijven dan ook zoveel mogelijk behouden en waar nodig aangevuld.
De toekomstige groenstructuur (op basis van een proefverkaveling) is weergegeven in figuur 2.7.
Figuur 2.7 Toekomstige groenstructuur (bron: Strootman landschapsarchitecten)
Waterstructuur
Met de uitwerking van het stedenbouwkundig plan blijven de bestaande watergangen behouden.
Hunze-as
De oorsprong van Zuidlaren hangt nauw samen met het gebruik van het omliggende landschap. Door modernisering in de landbouw, uitbreidingen van het dorp en nieuwe 'gebiedsvreemde' toevoegingen in het landschap zoals de evenementenhallen van de Prins Bernhardhoeve, verwaterde deze relatie echter. Met name door de laatstgenoemde ontwikkeling is Zuidlaren aan de oostzijde wat los komen te liggen van het naastgelegen landschap.
De ontwikkeling van de nieuwe woonwijk op Laarhove biedt een goede gelegenheid om de relatie tussen het dorp en het steeds mooier wordende Hunzelandschap opnieuw onder de loep te nemen, en deze te herstellen. In het plangebied wordt daarom ruimte gemaakt voor de Hunze-as die de ruimtelijke en functionele verbinding vormt tussen het dorp, de woonwijk en het landschap. Het betreft een langzaamverkeersroute, waarvan de voorgenomen ligging zich uitstrekt vanaf het centrum van het dorp tot aan het lagergelegen dal. Langs de route worden groene ruimtes ingericht voor plekken om te verblijven, ontmoeten en bewegen. De laanbeplanting van de Hunze-as heeft een structuurbepalende plek in het landschappelijke raamwerk van de woonwijk en draagt bij aan een landschappelijke opdeling van de woonvelden. Aan de oostkant van de Hunze-as is verder een uitkijkpunt voorzien. Op langere termijn hoopt de gemeente deze langzaamverkeersroute door te trekken en aan te sluiten op het recreatieve netwerk van het Hunzedal.
De huidige activiteiten zoals beschreven in paragraaf 2.1.2 blijven met dit bestemmingsplan ook mogelijk. Vanwege het feit dat het plangebied niet meer in gebruik is als waterzuiveringsinstallatie, wordt met dit bestemmingplan de mogelijkheid om een dergelijke installatie te exploiteren gesaneerd. Dit betekent dat het niet meer mogelijk is om de gronden opnieuw te gebruiken voor een waterzuiveringsinstallatie. Dit maakt het woon -en leefklimaat van de toekomstige bewoners van het woongebied beter. De hindercirkel van een waterzuiveringsinstallatie reikt, volgens de VNG-publicatie, namelijk tot 500 meter.
Van belang is dat nieuwe functies en bebouwing op een goede manier worden ingepast in de omgeving van het gebied. Voor de ontwikkeling is een beeldkwaliteitsplan gemaakt (bijlage 3). Dit beeldkwaliteitsplan vormt een belangrijk kader en inspiratiedocument voor de invulling van de wijk. Voor de vormgeving en uitstraling van de woningen en de daarbij behorende bijgebouwen en tuininrichting, maar ook voor de inrichting van het openbaar gebied met groen, wegen en straatmeubilair. Ook duurzaamheid en klimaatadaptatie zijn onderdeel van het BKP.
De welstandscriteria die in dit document staan beschreven worden onderdeel van de bestaande welstandsnota en worden tegelijkertijd met dit bestemmingsplan vastgesteld. Bij het beoordelen de bouwaanvragen wordt dit document als leidraad gehanteerd voor de beoordeling van de welstandsaspecten.
Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Daarbij worden waar nodig uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren. Het is niet per se vereist de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) op te nemen in het bestemmingsplan, tenzij er concrete plannen in het bestemmingsplan staan die van invloed zijn op de uitvoering van de NOVI. Het is wel nodig om bij het opstellen van het bestemmingsplan rekening te houden met de uitgangspunten en ambities van de NOVI, aangezien deze visie een belangrijk kader biedt voor de ruimtelijke ontwikkeling in Nederland op de lange termijn. Door de uitgangspunten en ambities van de NOVI mee te nemen, kan het bestemmingsplan bijdragen aan een duurzame en toekomstbestendige ontwikkeling van het gebied.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:
Realiseren opgaven
In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:
Conclusie
Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Rijksbelangen als opgenomen in de NOVI.
Het programma NOVEX geeft regie aan het leggen van de ruimtelijke puzzel in samenwerking met provincies, gemeenten en waterschappen. Het zorgt onder andere voor samenhang in het ruimtelijke beleid en het versnelt de uitvoering door te sturen op heldere voorwaarden en concrete uitvoeringsafspraken. Het NOVEX programma bestaat uit zestien NOVEX gebieden die elk een ontwikkelperspectief kennen. Zuidlaren maakt deel uit van NOVEX gebied 'Verstedelijkingsgebied Groningen-Assen'. Voor dit gebied richt de strategie zich op de realisatie van 21.000 woningen tot 2030 en de bijbehorende werkgelegenheid (28.000 arbeidsplaatsen tot 2040). Realisatie van woningen gebeurt zowel in Groningen Stad en Assen als in de kleinere kernen. Hiermee moet de leefbaarheid in de hele regio versterkt worden.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking om efficiënt ruimtegebruik te borgen. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd en op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit plan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit bestemmingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro en waarbij een voormalige bedrijfsfunctie (grootschalig beurscomplex) wordt vervangen door een woonfunctie. Daarom hoeft alleen een beschrijving van de behoefte worden gegeven. Uit het beleid van de gemeente dat is beschreven in paragraaf 3.3 en 3.4, blijkt dat er een behoefte is aan woningen.
In november 2022 heeft het kabinet aangegeven dat het water- en bodemsysteem sturend moet zijn bij ruimtelijke planvorming. Lang werden water en bodem aangepast aan de ruimtelijke ontwikkelingen, maar inmiddels lopen we steeds vaker tegen de grenzen van het water- en bodemsysteem aan en krijgen we ook te maken met de gevolgen van een veranderend klimaat. Hierdoor neemt de problematiek rond bodemdaling, wateroverlast, hitte en droogte toe. Er zijn structurerende keuzes nodig om te waarborgen dat we kunnen blijven wonen en leven in een veilige omgeving, met een gezonde bodem en voldoende en schoon water. Deze keuzes zijn maatwerk en verschillen per gebied. Voorbeelden zijn het realiseren van meer zoetwatervoorraden, geen bouwlocaties in gebieden die water moeten kunnen bergen en afvoeren, minder stenen en meer groen in de stad, en zuiniger omgaan met water. De uitvoering van de aanpak water en bodem vraagt om samenwerking tussen veel verschillende partijen en een omslag in denken en doen.
Laarhove ligt in de overgang van de Hondsrug naar het Hunzedal, met een hoogteverschil van ca. 2 meter. Daarnaast ligt het plangebied in grondwaterbeschermingsgebied. De wijk valt binnen de bestaande stedelijke begrenzing van de voormalige functie die het terrein had, en is ingepast binnen en met behoud van de bestaande groenstructuren. De gemeente stelt in samenwerking met een adviesbureau, het waterschap en het waterbedrijf een waterplan op voor de wijk, om te komen tot een zorgvuldige inpassing van de wijk binnen het aanwezige water- en bodemsysteem en de klimaatuitdagingen. Daarmee worden de principes van de aanpak water en bodem sturend gevolgd.
Het provinciaal beleid schept in veel gevallen een beleidskader, dat door de gemeenten verder uitgewerkt wordt. Daarnaast blijft algemeen provinciaal beleid een toetsingskader, in dit geval de Omgevingsvisie Drenthe en de Provinciale omgevingsverordening.
De Omgevingsvisie Drenthe 2022 is in 2022 vastgesteld. Daarmee is de Omgevingsvisie uit 2018 weer bij de tijd gebracht. Aanpassing was nodig omdat er sinds 2018 veel nieuw beleid is vastgesteld. Dit is verwerkt in de kaarten en teksten van de Omgevingsvisie 2022. Hierin zijn ook enkele aanpassingen gedaan om te kunnen voldoen aan de eisen van de Omgevingswet en is met redactionele aanpassingen de leesbaarheid verbeterd.
De woningnood in Nederland wordt ook gevoeld in Drenthe. De verschillen in bevolkingsontwikkeling tussen de stedelijke gebieden en het landelijk gebied worden groter, ondanks de stagnatie op de woningmarkt vanwege forse prijsstijgingen. Op basis van de huidige prognoses blijft de bevolking van Assen stabiel en profiteert de noordzijde van Drenthe van de groei van Groningen. De zuidelijke as laat in de prognoses een sterk verloop zien, van groei in de gemeente Meppel tot het doorzetten van de krimp die in de gemeente Emmen in 2014 is ingezet. De regio Oost-Drenthe is door het Rijk aangewezen als één van de regio's waar de bevolkingskrimp in Nederland het sterkst is, maar deze laat zich vooralsnog niet vertalen in huishoudenskrimp. Lokaal laten, ook in Oost-Drenthe, sterke dorpen nog steeds bescheiden groeicijfers zien. Dit komt omdat huishoudens steeds kleiner worden, waardoor de krimp opgevangen wordt door de vraag naar woningen. De autonome woningbouwopgave in Drenthe krijgt tot 2030 te maken met een daling van het aantal huishoudens, maar hier tegenover staat dat vanuit Groningen en Zwolle sprake is van een regionaal overkokende woningvraag die landt in de Drentse gemeenten. Per saldo betekent dit een woningbehoefte van circa 10.000 tot 20.000 extra woningen tot en met 2030.
De leefbaarheid in dorpen en wijken is belangrijk, met basisvoorzieningen die voldoende op peil blijven, goede bereikbaarheid, culturele initiatieven en een betaalbaar en aantrekkelijk woningaanbod. De provincie wil toekomstbestendige woningen voor jong én oud. Er moeten meer en andere huizen worden gebouwd en bestaande woningen moeten worden aangepast. De provincie vindt het van belang dat, waar mogelijk, de woonopgave wordt benut voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de stads- en dorpsranden. Uitgangspunt voor het wonen in Drenthe is dat er rekening wordt gehouden met de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.
De provincie streeft naar een balans tussen het aanbod voor wonen en de demografische behoefte. In het kader van de Drentse Woonagenda is de ambitie de realisatie en het scheppen van ruimte voor ten minste 10.000 woningen op middellange termijn. De provincie werkt samen met de gemeenten aan de Drentse Woonagenda om vraag en aanbod in de woningvoorraad in balans te houden en aan te laten sluiten bij de demografische behoefte.
Grondwaterbeschermingsgebied
Op basis van de Omgevingsverordening ligt het plangebied binnen een grondwaterbeschermingsgebied. Deze gronden hebben een extra bescherming van het grondwater met het oog op de winning van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Hiervoor zijn de regels uit paragraaf 6.3.3. van de verordening van toepassing. Artikel 6.8 zegt daarbij dat het verboden is om in een grondwaterbeschermingsgebied een inrichting op te richten of in werking te hebben indien die inrichting behoort tot een of meer van de categorieën die zijn aangewezen in bijlage I van de verordening. In artikel 6.9 staat dat het verboden is boorputten op te richten en om grond- of funderingswerken de grond in te drukken. Graafwerkzaamheden en het inbrengen van palen zijn onder voorwaarden wel toegestaan. Verder zijn op basis van artikel 6.10 buisleidingen, voor transport van gas, olie of chemicaliën, niet toegestaan. Voor het lozen van afstromend water op of in de bodem is daarnaast een melding bij het bevoegd gezag nodig. Hierbij geldt dat er geen bouwmaterialen gebruikt mogen worden die tot gevolg hebben dat schadelijke stoffen door afspoelen of uitloging in het afstromend water kunnen komen en dat afstromend water van wegen uitsluitend infiltreert via een doelmatig werkend zuiveringssysteem.
Met dit bestemmingsplan worden geen inrichtingen mogelijk gemaakt die zijn aangewezen in bijlage I van de verordening. Ook is geen sprake van het oprichten van boorputten. Bij eventuele graafwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de voorschriften die hiervoor gelden. Hiervoor dient een melding bij het bevoegd gezag gedaan te worden. Ter bescherming van het grondwater voor de waterwinning wordt in dit bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen. Zie hiervoor de specifieke aanduiding 'Milieuzone –grondwaterbeschermingsgebied'. Binnen dit gebied gelden beperkingen voor het oprichten van bepaalde bedrijven en het uitvoeren van bepaalde activiteiten. Hiermee wordt beoogd dat activiteiten of bedrijven die een mogelijke bedreiging kunnen vormen voor de kwaliteit van het grondwater uit het gebied worden geweerd.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied maakt geen deel uit van gronden aangeduid op kaart D3 (Natuurnetwerk Nederland). De wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland worden dan ook niet aangetast. Paragraaf 4.7 gaat verder in op het aspect ecologie.
Woningbouw
De Omgevingsverordening (2018) stelt in artikel 2.17 dat een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied.
De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:
Aangetoond is dat de ontwikkeling voorziet in een woningbehoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie, zie paragraaf 3.4.
Bedrijvigheid
In artikel 2.18 staan de regels met betrekking tot bedrijvigheid. In dit artikel worden regels gegeven met betrekking tot nieuwe werklocaties en uitbreidingen van bestaande werklocaties. Met dit bestemmingsplan is hier geen sprake van. Er is slechts sprake van een functiewijziging van de bestaande bedrijfslocatie in deelgebied 2. Er is hierbij geen sprake van uitbreiding.
Werken met kernkwaliteiten
In de Omgevingsverordening zijn de kernkwaliteiten van de provincie juridisch geborgd en doorvertaald naar waarden voor archeologie, aardkundige waarden, cultuurhistorie, landschap, rust, en natuur. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn wordt in het ruimtelijk plan uiteengezet hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provinciaal beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie. Een ruimtelijk plan kan in principe geen nieuwe activiteiten toestaan die kernkwaliteiten significant aantasten.
In relatie tot het plangebied zijn de kernkwaliteiten 'Aardkundige waarden', 'Cultuurhistorie' en 'Landschap' van toepassing. Met het stedenbouwkundig ontwerp is rekening gehouden met deze kernkwaliteiten en worden ze waar mogelijk versterkt.
Aardkundige waarden
De identiteit van Drenthe en het Drentse landschap wordt sterk bepaald door het natuurlijke bodem- en grondwatersysteem. Dat systeem wordt ook wel aardkundig landschap genoemd en is gevormd in een samenspel tussen klimaat, natuur en mens. Daar waar we onder de kernkwaliteit 'Landschap' het waarneembare deel van de aarde verstaan, bepaald door natuur en cultuur, gaat het bij het aardkundige landschap ook en vooral om de natuurlijke ondergrond, zowel zichtbaar (reliëf, vormen) als onzichtbaar (ondergrond, bodemopbouw).
Voor het plangebied geldt een generiek beschermingsniveau. Dit bestemmingsplan voorziet niet in directe ingrepen die eventuele aardkundige elementen verstoren. Er is geen sprake van grootschalige bodemingrepen die ervoor zorgen dat de bodemlagen en/of het reliëf worden aangetast.
Cultuurhistorie
De cultuurhistorische context van het landschap van het plangebied is beschreven in paragraaf 4.5 en bijlage 2. Met de uitwerking van het stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de cultuurhistorische context. Het aspect 'Cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Archeologie
Voor de ontwikkeling is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten en de conclusies zijn te vinden in paragraaf 4.4.
Landschap
Het plangebied ligt volgens de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2022 binnen het Esdorpenlandschap. Het Drents Plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen: het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Van provinciaal belang zijn:
Het provinciaal beleid is gericht op:
Met de uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp is rekening gehouden met het landschap.
Conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt voldaan aan de provinciale visie en de verordening.
De Regio Groningen-Assen is een samenwerkingsverband tussen de provincies Drenthe en Groningen en de gemeenten Assen, Groningen, Het Hogeland, Midden- Groningen, Noordenveld, Tynaarlo en Westerkwartier. Sinds 1996 investeert Regio Groningen-Assen in het versterken van de economie en de gebiedskwaliteit.
De woningbouwprogrammering maakt onderdeel uit van de regionale samenwerking en resulteert in meerjarige planningslijsten die regionale instemming behoeven. De gebiedsontwikkeling Laarhove heeft altijd deel uitgemaakt van de planningslijst en is passend binnen de gemaakte afspraken in het regionale samenwerkingsverband.
Op 26 juni 2020 heeft de stuurgroep van de Regio Groningen-Assen een nieuw regionaal Woningmarkt onderzoek 2020-2030 vastgesteld. In april 2022 heeft KAW een Trendanalyse 2022 opgeleverd. Deze Trendanalyse is een actualisatie van het Woningbehoefte onderzoek uit 2019. Deze actualisatie is gedaan omdat vanuit gemeenten het signaal kwam dat de druk op de woningmarkt onverminderd toenam over de volle breedte. De Trendanalyse laat verder zien dat de druk het hoogste is in de steden en in de zuidwestflank van de stad Groningen.
De gebiedsontwikkeling Laarhove past binnen de Regio Groningen-Assen gemaakte woningbouwafspraken.
In de komende jaren wordt in zes gebieden in Nederland, waar de woningkrapte het grootst is, het woningtekort versneld aangepakt. De regio Groningen-Assen is één van deze zes gebieden. Tot 2040 moeten hier en in de omliggende regio minimaal 35.000 woningen gebouwd worden. De gemeente Groningen heeft hiervoor in januari 2019 een Woondeal gesloten met de minister van Binnenlandse Zaken (BZK). Deze Woondeal wordt verder uitgewerkt in een Verstedelijkingsstrategie voor het hele grondgebied van Regio Groningen-Assen (RGA).
In de Verstedelijkingsstrategie regio Groningen-Assen (VRGA) is integraal onderzocht op welke locaties de regionale woningbouwopgave kan worden gerealiseerd met de meeste maatschappelijke meerwaarde. Het Woningmarktonderzoek Regio Groningen-Assen 2020-2030 is als basis gebruikt voor de Regionale Verstedelijkingsstrategie. Met de Trendanalyse is actueel inzicht verkregen in de regionale woningbehoefte. Daarmee vormt de Trendanalyse ook de basis voor de uitwerking van de Verstedelijkingsstrategie in het Ontwikkelperspectief als onderdeel van het NOVEX-gebied regio Groningen-Assen.
De VRGA wordt vertaald in een Ontwikkelperspectief binnen het NOVEX-gebied regio Groningen-Assen. In de VRGA is Laarhove als sleutelproject opgenomen.
Dit bestemmingsplan maakt de uitwerking van het sleutelproject Laarhove mogelijk en draagt daarbij mee aan de realisatie van de woningbouwbehoefte van de RGA. Daarnaast wordt met de uitwerking van dit bestemmingsplan een kwaliteitsimpuls gegeven doordat het stedenbouwkundig ontwerp nadrukkelijk rekening heeft gehouden met het landschap en de bestaande stedelijke structuren. De inzet van de nieuwe ontwikkeling is het versterken van de relatie van het dorp met het steeds mooier wordende Hunzelandschap.
Op 15 februari 2023 is de interprovinciale Woondeal Regio Groningen-Assen getekend door het Rijk, de provincies Drenthe en Groningen en alle gemeenten binnen de regio Groningen- Assen. Dit als uitwerking van de Nationale Woon- en Bouwagenda. Om het woningtekort terug te dringen en een gezond evenwicht te herstellen, maakt het Rijk afspraken met gemeenten en provincies. Conform de woondeal zetten partijen zich in om binnen de regio Groningen-Assen 21.370 woningen te realiseren tot en met 2030. Laarhove is een van de projecten die is opgenomen in de Woondeal Regio Groningen-Assen.
In 2018 heeft de Nederlandse overheid afgesproken om zich voor te bereiden op de gevolgen van klimaatverandering, met als ambitie een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting van Nederland in 2050. Het Deltraprogramma Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) is het nationale programma dat hieruit voortkomt, waarbij op regionaal niveau invulling wordt gegeven aan klimaatadaptatie. De regio Groningen en Noord-Drenthe werkt hierin samen als werkregio en bestaat uit de gemeenten (waaronder Tynaarlo), waterschappen, waterbedrijven, provincies en veiligheidsregio's in deze regio.
Aan de hand van klimaatstresstesten en risicoanalyses, uitgevoerd tussen 2019 en 2021, werd de Regionale Klimaatadaptatie Strategie (RAS) opgesteld en in maart 2022 vastgesteld door alle betrokken partijen. De adaptatiestrategie beschrijft de regionale aanpak op hoofdlijnen.
Vanaf maart 2022 is er gewerkt aan de Regionale Uitvoeringsagenda (RUA) voor de periode 2023-2027, waarin klimaatadaptatiemaatregelen en samenwerkingsmogelijkheden zijn vastgesteld. De RUA omvat de maatregelen die in de periode 2023-2027 worden uitgevoerd als uitwerking van de RAS.
De strategie van de regio Groningen en Noord-Drenthe richt zich op het gezamenlijk aanpakken van de risico's en kwetsbaarheden die voortkomen uit klimaatverandering. Dit omvat een klimaatrobuuste ruimtelijke ordening, een klimaatrobuust watersysteem en klimaatrobuuste vitale en kwetsbare functies (zorg, telecom, energie, drinkwater). De focus ligt op het zetten van belangrijke stappen in de uitvoering van deze strategie in de komende jaren, met als uiteindelijk doel een klimaatbestendige en waterrobuuste regio in 2050.
Het vertalen van de aanpak op lokaal niveau is een verantwoordelijkheid van de betrokken partijen zelf. De gemeente Tynaarlo werkt momenteel aan een Lokale Klimaatadaptatiestrategie (LAS) die de lokale uitgangspunten beschrijft, waarop een Lokale Uitvoeringsagenda (LUA) volgt met concrete maatregelen en bijbehorende kosten.
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de ontwikkeling in het plangebied van belang is.
In 2013 is de Structuurvisie Wonen vastgesteld. Hierin wordt de woonvisie in de gemeente Tynaarlo geschetst. Gestuurd wordt op het tot stand brengen van een evenwichtige toekomstbestendige woningvoorraad die:
Het plan behelst het realiseren van maximaal 285 woningen in verschillende typen. Deze ontwikkeling voorziet in de woonbehoefte van de vergrijzende bevolking en jonge huishoudens, draagt bij aan goede omgevingskwaliteit en zorgt voor een duurzamere samenleving. Het voornemen is in overeenstemming met de gemeentelijke structuurvisie Wonen.
De gemeente werkt aan een nieuwe Woonvisie, die naar verwachting in het najaar van 2023 wordt vastgesteld. Tegelijk met de woonvisie wordt ook een doelgroepenverordening vastgesteld, die voor nieuwbouwplannen van toepassing wordt.
In de woonvisie 2022-2027 is het woonbeleid van de gemeente beschreven. De woonvisie richt zicht op vier thema's:
Het plan behelst het realiseren van maximaal 285 wooneenheden. Deze ontwikkeling voorziet in de woonbehoefte van verschillende doelgroepen. Laarhove wordt als specifieke uitbreidingslocatie in de nieuwe woonvisie benoemd. In deze is het voornemen in overeenstemming met het gemeentelijk woonbeleid.
Het door Companen uitgevoerde woningmarktonderzoek geeft ruimte voor nieuwbouw in Zuidlaren. De afgelopen jaren kende de gemeente Tynaarlo een vestigingsoverschot. De verwachting is dat dit ook de komende jaren het geval zal zijn. De druk op de woningmarkt in de stad Groningen speelt daarin een belangrijke rol. Dorpen aan de zuidwestkant vormen daardoor een aantrekkelijk alternatief voor gezinnen en jonge 1- en 2 persoonshuishoudens die een woning zoeken. Eelde-Paterswolde en Zuidlaren liggen daarbij wel wat gunstiger dan Vries. Tot en met 2030 is er behoefte aan bijna 900 woningen. Er is in Zuidlaren behoefte aan alle woningmarktsegmenten, zoals sociale huurwoningen, goedkope koopwoningen, midden koopsegment en het dure segment.
De gemeente werkt toe naar een omgevingsvisie voor de gemeente Tynaarlo. De ontwerp-omgevingsvisie heeft ter inzage gelegen voor zienswijzen en wordt naar verwachting eind 2023 vastgesteld. Het is een visie op de ruimtelijke ontwikkelingen die de gemeente voor de toekomst wil realiseren. Een omgevingsvisie die inspireert, ruimte biedt aan nieuwe ontwikkelingen, handvatten biedt voor initiatieven van inwoners, bedrijven en stakeholders.
Maar ook een visie die houvast geeft en die robuuste structuren, zoals natuur en landschap, vastlegt en beschermt. Een visie die de balans zoekt tussen flexibiliteit enerzijds en duidelijkheid en zekerheid anderzijds.
De aantrekkelijke woonomgeving en de strategische ligging tussen twee stedelijke gebieden zorgt er voor dat de gemeente Tynaarlo een sterke woningmarkt heeft, er is veel vraag naar woonruimte. Deze bijzondere positie biedt perspectief. Voor particulieren, corporaties en beleggers is het aantrekkelijk om te investeren in hun woningen. Ook nieuwe woningbouwprojecten zijn kansrijk vanwege de druk op de woningmarkt. Er is veel vraag naar levensloopbestendige woningen voor ouderen. Leegstand is beperkt en vrijkomende plekken in de dorpen kunnen goed worden ingevuld, wat de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt.
De gemeente wil woningbouw mogelijk maken met oog voor natuur, landschap, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit, met daarbij een woningbouwprogramma dat het beste past bij een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Tynaarlo en inspeelt op de woonwensen van de inwoners.
Nieuwe ontwikkelingen moeten gericht zijn op het versterken van de leefbaarheid van de dorpen en vragen om een zorgvuldige inpassing in de cultuurhistorische structuur van de dorpen, zodat ze niet alleen de leefbaarheid, maar ook de ruimtelijke kwaliteit van de dorpen versterken.
Er is veel vraag naar woningen. Om tegemoet te komen aan de verwachte woningvraag zullen tot 2040 circa 1.100 woningen moeten worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Voor Zuidlaren gaat het tot 2040 om een bouwcapaciteit van circa 600 woningen. De realisatie van woonwijk Laarhove voorziet voor een belangrijk deel in deze bouwopgave in Zuidlaren.
Er is veel vraag naar woningen. Om tegemoet te komen aan de verwachte woningvraag zullen tot 2030 de nodige woningen moeten worden toegevoegd aan de woningvoorraad. Afhankelijk van de beleidsmatige inzet kan rekening worden gehouden met maximaal 1.115 toe te voegen woningen. Voor Zuidlaren gaat het om maximaal 450 woningen. Deze bouwopgave kan voor Zuidlaren worden gerealiseerd op het PBH-terrein, in het Noorder Sanatorium, op enkele kleinere inbreidingslocaties en de locatie Tienelswolde.
Bij de ontwikkelingen zal ook aandacht moeten worden besteed aan de verbinding tussen het dorp en het omliggende landschap, de verbinding met het Zuidlaardermeer, de Hunzezone en Drentse Aa, aan dorpsommetjes en aan het versterken van de toeristische infrastructuur.
Het plan behelst het realiseren van maximaal 285 wooneenheden. Deze ontwikkeling voorziet in de woonbehoefte van verschillende doelgroepen. Laarhove wordt als specifieke uitbreidingslocatie in de omgevingsvisie benoemd.
Bij het stedenbouwkundig ontwerp van de woonwijk Laarhove is zorgvuldig rekening gehouden met een goede inpassing in de omgeving. Hierbij is niet alleen gekeken naar de woonwensen van de inwoners van de gemeente Tynaarlo, maar ook naar de natuur, het landschap en de cultuurhistorie van de omgeving.
Zo zijn er bijvoorbeeld groene zones gecreëerd om de biodiversiteit te bevorderen en het groene karakter van de omgeving te behouden. Daarnaast wordt er bij de keuze van materialen en kleuren van de woningen en andere gebouwen rekening gehouden met de uitstraling van het dorp en de omliggende landschappen.
Een belangrijk aspect van het stedenbouwkundig ontwerp van Laarhove is ook het creëren van een verbinding tussen het dorp en het omliggende landschap. Hierbij is er bijvoorbeeld aandacht besteed aan de ligging van de wijk ten opzichte van de bestaande fiets- en wandelroutes in de omgeving. Ook is er bij de keuze van de locatie van de wijk rekening gehouden met de bereikbaarheid van het dorp en de omliggende natuurgebieden.
Al met al is Laarhove een woonwijk waarbij zorgvuldig is gekeken naar een goede inpassing in de omgeving. Er is rekening gehouden met de natuur, het landschap en de cultuurhistorie van de omgeving, en er is een verbinding gecreëerd tussen het dorp en het omliggende landschap.
In deze is het voornemen in overeenstemming met de (concept) Omgevingsvisie Tynaarlo
In het structuurplan uit 2006 is de integrale visie op de ruimtelijke inrichting van de gemeente Tynaarlo neergelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) is een thematische uitwerking van dit structuurplan, waarin de ambities ten aanzien van het landschap aangescherpt worden en wordt gekomen tot een uitvoeringsplan. Het LOP heeft de status van structuurvisie. Dit betekent dat nieuw ruimtelijk beleid hieraan getoetst wordt.
Het plangebied ligt op de overgang tussen het Hunzedal en de Hondsrug. Het Landschapsontwikkelingsplan streeft er naar om de kwaliteit van de landschappelijke overgangen te versterken. Bij de totstandkoming van het stedenbouwkundig ontwerp is hier rekening mee gehouden. Een nadere beschrijving hiervan is in bijlage 3 te vinden. Het stedenbouwkundig plan, waarbinnen rekening is gehouden met een goede landschappelijke inpassing, levert een bijdrage aan het versterken van de overgang tussen de dorpsrand en het landschap.
Verkeer
Met de voorgenomen ontwikkeling verandert het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied. In het kader van de herontwikkeling van het centrum Zuidlaren is een verkeersonderzoek uitgevoerd naar de actuele inzichten in de huidige en toekomstige verkeerssituatie, alsmede naar de effecten van eventuele aanpassingen in de verkeersstructuur. In dit onderzoek is rekening gehouden met zowel de realisatie van de woonwijk die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt, als met de herontwikkeling van de voorzijde van het PBH terrein met diverse functies. Voor de beoordeling van de toekomstige verkeerssituatie is gekeken naar de verkeersintensiteiten, verkeersafwikkeling en oversteekbaarheid. Het onderzoek van Roelofs (d.d. 28 april 2023) is als bijlage 1 toegevoegd.
De nieuwe woonwijk Laarhove wordt voor gemotoriseerd verkeer op twee manieren ontsloten, namelijk via de bestaande wegen de Hanekamp en de Laarweg. Vanaf de Hanekamp komt het verkeer op de Hunzeweg uit. De Laarweg sluit aan op de Brink Oostzijde.
Uit het onderzoek blijkt dat er als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen in Zuidlaren sprake is van een toename van de verkeersintensiteiten. Voor het kruispunt Hunzeweg – Hanekamp heeft de toename geen negatief effect, er blijft hier sprake van een adequate verkeersafwikkeling. Behalve een adequate inrichting van de Hanekamp zijn hier geen maatregelen nodig.
De berekende toename door zowel Laarhove als de herontwikkeling op de voorzijde van het PBH-terrein zorgt, zonder maatregelen te treffen, voor een onacceptabele verkeersafwikkeling op de kruising Stationsweg-Brink Oostzijde. Wanneer Laarhove als afzonderlijke ontwikkeling wordt doorgerekend is dit (in mindere mate) het geval maar ook dan zijn maatregelen nodig. Voor een aanvaardbare verkeerssituatie in Zuidlaren adviseert Roelofs een combinatie van maatregelen:
Uitwerking maatregelen
Bovengenoemde oplossingsrichtingen zijn vervolgens door Roelofs uitgewerkt in maatregelprincipes. Hierin zijn ook de principes voor de herinrichting van de kruising Hunzeweg-Hanekamp en de herinrichting van de Hanekamp opgenomen. De maatregelprincipes bestaan onder meer uit herinrichting van de openbare ruimte, wijziging van voorrangssituaties, het instellen van éénrichtingsverkeer en bochtverruimingen. Op enkele plekken zullen bomen gekapt moeten worden. Bij de definitieve maatregeluitwerking wordt dit nader onderzocht, rekening houdend met de cultuurhistorische en ecologische waarden.
De maatregelen zijn inpasbaar binnen het huidige ruimtebeslag op gemeentelijke grond. Hiermee is de uitvoerbaarheid van de benodigde maatregelen in het kader van dit bestemmingsplan voldoende verzekerd.
Parkeren
Bij de invulling van Laarhove is rekening gehouden met voldoende parkeergelegenheid voor de verschillende woningtypes. De gemeente hanteert hierbij de parkeernormen die staan genoemd in de CROW (publicatie 381, 2018).
Het definitieve aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van de toekomstige invulling van het plangebied. Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost. Bij vrijstaande woningen en twee-onder-een kapwoningen moet daarmee op de eigen oprit voldoende ruimte zijn voor twee auto's. Daarnaast wordt met de inrichting van de openbare ruimte rekening gehouden met parkeren van bijvoorbeeld bezoekers of bezorgdiensten. Voor rijwoningen, appartementen en andere woonvormen zonder eigen oprit wordt voorzien in parkeerterreinen of parkeerzones/-koffers in zowel privéterrein als in het openbaar gebied.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren levert geen belemmeringen op voor onderhavig bestemmingsplan.
Bij het opstellen van een ruimtelijk plan moet rekening worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied (artikel 3.1.6 van Bro). De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie of de financiële haalbaarheid van het bestemmingsplan. In de Bro is echter geen rechtstreekse verplichting opgenomen voor het uitvoeren van bodemonderzoek of bodemsanering. Op de locatie zijn drie bodemonderzoeken verricht. De onderzoeken zijn als bijlage 4, 5 en 6 bij de toelichting toegevoegd.
Uit de onderzoeken zijn met name licht verhoogde waarden in grond en grondwater aangetoond. De aangetroffen gehaltes zijn dermate laag , dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk wordt geacht.
Conclusie
Op basis van de onderzoeken kan geconcludeerd worden dat er qua kwaliteit van de bodem geen belemmeringen aanwezig zijn met betrekking tot de voorgenomen plannen.
Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Indien er binnen een geluidzone een geluidgevoelige functie gerealiseerd wordt, dient getoetst te worden aan de voorkeurgrenswaarde uit de Wgh.
Langs alle (spoor)wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Beoordeling van de situatie
Binnen het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt. Volgens de Wgh betreft deze ontwikkeling het realiseren van geluidgevoelige functie(s) en dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plangebied ligt binnen de wettelijke zone van een (spoor)weg.
Het plangebied ligt niet binnen de zone van een weg of spoorweg. Daarnaast ligt het plangebied redelijk geïsoleerd ten opzichte van de doorgaande ontsluitingswegen (Stationsweg, Brink Oostzijde en Hunzeweg). De geluidbelasting op de woningen binnen het plangebied zal dan ook voornamelijk worden bepaald door interne wegen met een geringe verkeersintensiteit en maximale snelheid van 30 km/h, passend bij een woonwijk. Nader akoestisch onderzoek hiervoor is niet nodig en de minimaal vereiste geluidwering volgens het Bouwbesluit is toereikend voor een goed akoestisch binnenklimaat; vanwege gasloos en luchtdicht/energiezuinig bouwen zal de geluidwering standaard al hoger zijn dan de minimaal vereiste 20 dB(A).
Vanwege het groot aantal woningen dat wordt beoogd zal het verkeer op het omliggend wegennet gaan toenemen en daarmee ook de geluidbelasting op de langs de bestaande ontsluitingswegen gelegen woningen. In het algemeen wordt een toename van geluid van minder dan 1,5 dB (vergelijkbaar met het reconstructiecriterium volgens de Wgh) aanvaardbaar geacht. Een toename van 1,5 dB komt overeen met een verkeerstoename van 40% (bij gelijkblijvende andere parameters, zoals wegdek, rijsnelheid etc.). Een toename van minder dan 1,5 dB is niet waarneembaar; dit is pas het geval bij 3 dB of meer. Het 1,5 dB criterium vloeit voort uit de Wet geluidhinder bij de reconstructie/aanpassing van wegen. Indien door de aanpassing het geluid vanwege een weg niet meer dan 1,5 dB toeneemt, wordt dit akoestisch niet als een verandering gezien.
Conclusie
Met de uitwerking van dit bestemmingsplan ontstaat geen verkeerstoename van 40% waarmee kan worden geconcludeerd dat de toename van geluid op bestaande woningen door het extra verkeer aanvaardbaar kan worden geacht.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
Om te achterhalen of er archeologische waarden aanwezig zijn is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek van RAAP (april 2021) is opgenomen in bijlage 7. Op basis van het bureauonderzoek gold er een middelhoge tot hoge archeologische verwachting voor het onderhavige onderzoeksgebied. Uit het verkennende booronderzoek blijkt de bodem in het plangebied tot onder het archeologische relevante niveau te zijn verstoord. Op basis hiervan kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag.
Conclusie
Op basis van de resultaten van dit onderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied hoogstwaarschijnlijk geen archeologische resten bedreigd worden. De bodem is in het verleden op deze locaties dusdanig verstoord dat er geen archeologische resten meer te verwachten zijn. Vervolgonderzoek is niet nodig en het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de beoogde woningbouw.
Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Onderzoek en conclusie
Laarhove ligt vanuit cultuurhistorisch oogpunt op een bijzondere locatie waarbij sprake is van een grote historische gelaagdheid, zowel in als rondom het plangebied. De kern van Zuidlaren is aangewezen als beschermd dorpsgezicht, en aan de noordwestzijde grenst de wijk aan het Rijksmonumentale Laarwoud(bos). Zuidlaren ligt in een es- en beekdorpenlandschap. De brink tussen de Laarweg - Ekkelkamp én ook de Laarweg (een drift) zijn hier onderdeel van, evenals het zandpad van de Lageweg en het coulissen landschap in het plangebied zelf. Het Laarwoudbos, het sterrenbos, het gemeentebos en de ruilverkaveling hebben eveneens een belangrijke historische relevantie. Het Prins Bernhardhoeve terrein met haar verkeerstructuur en diverse beplantingen maakt onderdeel uit van een jongere historische laag.
Voor de kern Zuidlaren heeft de gemeente een cultuurhistorische verkenning laten uitvoeren, die is uitgewerkt in de 'Cultuurhistorische waardestelling Zuidlaren', van SteenhuisMeurs (april 2021). Zie hiervoor bijlage 2. De gronden van onderhavig plangebied maken deel uit van het deelgebied 'Laarwoud en de voormalige Prins Bernhardhoeve'. Feitelijk betreft het een terrein dat in de jaren '50 is ontwikkeld tot een beurzencomplex en buiten de begrenzing valt van het beschermd dorpsgezicht van Zuidlaren.
Het achterste deel van het plangebied was, voordat de Prins Bernhardhoeve hier kwam, in gebruik als weiland. In de topografische kaarten van rond 1970 verschijnt de ontsluitingsstructuur van het parkeerterrein. In het ontwerp wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de coulisse structuur.
Begin jaren '80 volgen uitbreidingen van de bebouwing op het voorterrein en het parkeerterrein aan de achterzijde.
Na de brand van 16 februari 1986 volgt een lange en uitgebreide discussie. Waarbij de belangen van de groei van het beurscomplex en een concentratie op het achterterrein vooral afgezet worden tegen de economische belangen van een binding aan het dorp. Een compromis ontstaat door een doorgang door het sterrenbos te maken om de voor- en achterzijde van het beurscomplex met elkaar te verbinden (de traverse). SteenhuisMeurs noemt het een voorbeeld van hoe de gespannen verhouding tussen de beursbelangen en de cultuurhistorische en landschapsbelangen als een rode draad door de archieven lopen.
Doordat de gemeente de gronden nu weer in eigendom heeft, is de kans ontstaan om dit gebied weer bij het dorp te betrekken en de maatschappelijke behoefte aan woningbouw te vervullen. Ten aanzien van alle bovenstaande landschaps- en cultuurhistorische aspecten is, in relatie tot de andere maatschappelijke belangen die deze ontwikkeling dient, een afweging gemaakt tussen behouden, versterken en vernieuwen. De zoektocht om deze soms gespannen verhoudingen zoveel mogelijk in evenwicht te brengen én daarbij te zorgen voor een prettige, leefbare woonwijk heeft geleid tot de huidige plannen zoals omschreven in hoofdstuk 2.
Bij de realisatie van een nieuwe woonwijk vormt water een belangrijk aspect. De waterbelangen uiten zich op meerdere vlakken, namelijk de invloed op oppervlaktewater en grondwater, het rioolstelsel en het duurzaam omgaan met water (klimaatadaptatie).
Het plangebied ligt in grondwaterbeschermingsgebied en kent een hoogteverschil vanwege de ligging in de overgang van de Hondsrug naar het Hunzedal. Deze omstandigheden zorgen voor een extra uitdaging voor de waterhuishouding. In opdracht van de gemeente stelt een deskundig adviesbureau op dit gebied (Nelen & Schuurmans) een waterplan voor Laarhove op. Ook is er afgelopen jaar een SSW-model (Systeemoverzicht Stedelijk Water 3Di) gebouwd waarmee de effecten van maatregelen op de waterhuishouding betrouwbaar getest en geanalyseerd kunnen worden. Gedurende het hele proces is er nauwe afstemming met de provincie Drenthe, waterschap Hunze & Aa's en Waterbedrijf Groningen.
Watertoets
Een belangrijk onderdeel van de planvorming is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Het projectgebied is gelegen in het beheersgebied van waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap is verantwoordelijk voor het oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater. De ontwikkeling is aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets. Uit deze digitale watertoets blijkt dat voor dit project de normale procedure gevolgd moet worden, onder meer als gevolg van voorgenomen aanpassingen aan het oppervlaktewatersysteem en het rioolstelsel.
De samenvatting van de watertoets is opgenomen in bijlage 11. In het voortraject is overleg met het waterschap gevoerd en het waterschap heeft middels een vooroverlegreactie op het voorontwerpbestemmingsplan laten weten geen verdere opmerkingen te hebben op het plan. De concrete invulling van de waterhuishoudkundige aspecten zal in overleg met het waterschap en waterbedrijf plaatsvinden.
Verharding
Meer oppervlakteverharding zorgt voor een versnelde afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater, wat tot wateroverlast kan leiden. Voorheen was het projectgebied in gebruik als een beurscomplex met bijbehorende gebouwen en (erf)verharding. De bebouwing is gesloopt maar de funderingen en alle overige verharding is nog aanwezig. Alle verharding, waarbij ook de halfverharding volledig is meegerekend, bedraagt circa 120.000 m2.
Uit de klimaatstresstest van Zuidlaren komen voor de voormalige Prins Bernhardhoeve geen knelpunten naar voren. Er staat ook nauwelijks water op het terrein. Ook in de direct omgeving van Laarhove zijn er geen wateroverlastknelpunten.
In de toekomstige situatie neemt de verharding af. Een overzicht met een (voorlopige) berekening van de toekomstige openbare verharding is hieronder weergeven.
De woonbebouwing en erfverharding wordt geschat op circa 26.000 m2. Dit is een zeer ruwe schatting gebaseerd op de proefverkaveling. Per saldo is er in ieder geval een aanzienlijke afname aan verharding ten opzichte van de huidige situatie waardoor er geen toenemende belasting op het oppervlaktewater te verwachten is.
Waterafvoer
Vanwege de ligging in de overgang van de Hondsrug naar het Hunzedal kent het plangebied een hoogteverschil van enkele meters, van 3,10 m +NAP aan de westrand van het gebied (hoogste punt) tot 0,53 m +NAP aan de oostrand (laagste punt). In het waterplan vormt dit een belangrijk gegeven waar rekening mee gehouden moet worden. Op moment van schrijven zijn onderstaande maatregelen in beeld, bij de uitwerking van het waterplan kan dit echter nog wijzigen.
De afvoer van regenwater vindt primair plaats via de bestaande oppervlaktewaterstructuur die in het gebied aanwezig is. Voor heftige buien zal er extra waterberging worden gerealiseerd rondom of in de bestaande oppervlaktewaterstructuur. Ten aanzien van extreme neerslag kan worden overgestort op het HWA-systeem. Dit heeft niet de voorkeur, maar is noodzakelijk omdat niet geïnfiltreerd kan worden in het grondwater-beschermingsgebied. Water op straat wordt volgens de norm geaccepteerd.
Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Er komt daarom een gescheiden rioolstelsel. Het bestaande rioolstelsel heeft niet voldoende capaciteit om het volledige plan te dekken. Een nieuw (gescheiden) rioolstelsel zal via minstens twee punten aantakken op het bestaande systeem. Afvalwater wordt afgevoerd via het DWA stelsel. Het regenwater dat valt op de particuliere percelen kan zoveel mogelijk via natuurlijke weg percoleren. Voor de neerslag van publiek (verhard) terrein zal gebruik worden gemaakt van de hierboven beschreven oppervlaktewaterstructuur en HWA-systeem.
Klimaatadaptatie
De gemeente wil dat de wijk voldoet aan de normen en richtlijnen uit de landelijke maatlat 'Groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving'. In het waterplan dat adviesbureau Nelen & Schuurmans opstelt wordt het watersysteem in de wijk met behulp van integrale modelschematisaties gesimuleerd en geanalyseerd, zodat de juiste maatregelen genomen kunnen worden om de Laarhove optimaal in te richten met het oog op hitte, droogte en wateroverlast.
Een belangrijk aspect van een klimaatrobuuste omgang met water is ook dat huiseigenaren op hun eigen terrein maatregelen nemen. Dit kan niet zomaar opgelegd worden, maar wel gestimuleerd worden door technische begeleiding te bieden en goede informatie te verstrekken. Zoals het toepassen van groene en duurzame tuininrichting, minder verstening, groene daken en regenwateropslag/hergebruikinstallaties.
Waterkwaliteit
Ten behoeve van de waterkwaliteit wordt het regenwatersysteem voorzien van een doelmatige voorziening (bijvoorbeeld helofytenfilter of voorzuiverende geïsoleerde bodempassage). Hierdoor wordt het water voorgezuiverd voordat het op het oppervlaktewatersysteem van het waterschap wordt geloosd. Het zorgt tevens voor het langer vasthouden van het water en daarmee voor een vertraagde afvoer.
Om een goed beeld te hebben van de eventuele verandering van de waterkwaliteit is vooraf een uitgebreid kwaliteitsonderzoek gedaan als nulmeting. Hierbij zijn het Waterschap Hunze en Aa's, de Provincie Drenthe, Waterbedrijf Groningen en Waterlaboratorium Noord betrokken.
Het plan ligt in een grondwaterbeschermingsgebied, zoals aangewezen in de Omgevingsverordening Drenthe (zie paragraaf 3.2.2 van deze toelichting). Deze gronden kennen een extra bescherming met het oog op de winning van grondwater ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Dit betekent dat geen geforceerde infiltratie van grondwater plaats kan vinden naar de ondergrond. Voor klimaatadaptatie is infiltratie op de plaats waar het valt een van de belangrijkste maatregelen. Omdat het gebied in grondwaterbeschermingsgebied ligt, zijn er echter beperkingen aan wadi's of infiltratieriolering. Bij het opstellen van het waterplan wordt daarom ook gezocht naar geschikte maatregelen die passen binnen de regels van het grondwaterbeschermingsgebied.
Conclusie
De ontwikkeling houdt voldoende rekening met het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse en de klimaatuitdagingen voor de toekomst. Er wordt een waterplan opgesteld waarin naast de algemeen geldende kaders ook rekening gehouden wordt met de gebiedsspecifieke eigenschappen zoals het hoogteverschil en de ligging in grondwaterbeschermingsgebied. Dit plan wordt afgestemd met de provincie Drenthe, waterschap Hunze en Aa's en het waterbedrijf.
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 zijn beide aspecten geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt.
De bescherming van Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is geregeld in de Wnb. Indien ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), thans genoemd Natuurnetwerk Nederland.
Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang. Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.
Stikstof
Voor deze ontwikkeling is beoordeeld of er significante effecten optreden voor de stikstofdepositie binnen daarvoor gevoelige Natura 2000-gebieden. Met het programma AERIUS Calculator is een berekening uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. De berekening is als bijlage 8 bij dit bestemmingsplan toegevoegd. Uit de resultaten van de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. De berekeningen tonen een overschrijding tijdens de bouwfase van 0,04 mol. Omdat sprake is van een overschrijding is voor de ontwikkeling een ecologische beoordeling gemaakt. Zie hiervoor bijlage 8. In deze beoordeling is op basis van berekeningen en ecologische analyse geconcludeerd dat er geen significant negatieve effecten optreden op het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de relevante Natura 2000-gebieden.
Ook de regeling ten aanzien van soortbescherming is opgenomen in de Wet natuurbescherming. Voor soorten die vermeld staan in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng. Een groot aantal van nature in Nederland thuishorende beschermde planten en dieren wordt met de wet beschermd. Datzelfde geldt voor een groot aantal uitheemse plantensoorten. De wet wil schadelijke handelingen ten aanzien van de beschermde dieren en planten verbieden.
Bij de voorbereiding van de beoogde ontwikkeling moet worden onderzocht of de Wnb de ontwikkeling niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Wnb zal kunnen worden verkregen.
Om te achterhalen welke beschermde soorten binnen het plangebied aanwezig zijn, zijn diverse ecologische onderzoeken uitgevoerd. In augustus 2022 is een eerdere quickscan ge-update. Aansluitend is een nader vleermuizenonderzoek uitgevoerd. Zie hiervoor bijlage 8, 9, en 10. Er zijn twee paarverblijfplaatsen van de ruige dwergvleermuis en één kraamverblijfplaats van de rosse vleermuis binnen het plangebied waargenomen. De laatvlieger, watervleermuis, gewone dwergvleermuis gebruiken het plangebied als vliegroute en foerageergebied. Alle verblijfplaatsen komen voor in de bomenlaan van de Laarweg. Kap van de relevante bomen en lichtuitstraling op de verblijfplaatsen dient voorkomen te worden.
Uitgangspunt voor Laarhove is dat de bestaande groenstructuren de dragers van de wijk zijn. Er zullen dus geen bomen worden gekapt, tenzij dit voor onderhoud of vanwege de gezondheid van de bomen nodig is. In het verlichtingsplan worden voorwaarden gesteld aan de verlichting rondom de bomenlaan t.b.v. de vleermuisvliegroute en verblijfplaatsen.
Naast vleermuissoorten kunnen er ook andere beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied, zoals de boommarter, eekhoorn en grote bosmuis. Indien uit het definitieve inrichtingsplan of de boomeffectanalyse blijkt dat er bomen gekapt moeten worden, wordt er rekening gehouden met de beschermde soorten en zal indien nodig eerst onderzoek worden gedaan.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied, mits er rekening wordt gehouden met de voorwaarden uit het verlichtingsplan en indien er bomen worden gepakt eerst gekeken wordt of hier beschermde soorten zitten.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 1 weergegeven.
Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 285 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek en conclusie
Binnen de grens van de woonwijk en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Op circa 300 meter ten oosten van de wijk loopt een hoogspanningsverbinding. Gezien deze afstand vormt dit geen belemmeringen voor de woningen in deelgebied 1 (Laarhove. De belemmeringenstrook van deze hoogspanningsverbinding ligt ter hoogte van de inrit van het waterschapsterrein aan de Osbroeken (deelgebied 2). Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.
Op een afstand van circa 300 meter ligt het bedrijventerrein van Zuidlaren waar bedrijven zijn toegestaan die passen in de categorie 3.1. Voor deze categorie bedrijven moet een richtafstand van 50 meter worden aangehouden. Daaraan wordt ruim voldaan. Verder is op het perceel aan de Laarweg 16 een manege gevestigd. Echter wordt met dit bestemmingsplan de mogelijkheid om hier een manege te vestigen gesaneerd. De manege verdwijnt namelijk. Er hoeft dus ook geen rekening te worden gehouden met de hindercirkels van de manege. Ditzelfde geldt ook voor de waterzuiveringsinstallatie ten noorden van het plangebied. Deze zuiveringsinstallatie is al jaren geleden buiten gebruik gesteld en verwijderd, en met dit bestemmingsplan wordt deze planologische mogelijkheid ook weggehaald. Alleen de bestaande bedrijfsactiviteiten ten behoeve van Openbaar Nut blijven mogelijk. De nieuwe woningen komen op ruim 50 meter tot de grens van de inrichting te staan. Aan de richtafstand wordt dan ook voldaan. Ten aanzien van de milieuzonering voor de omliggende bedrijven gelden er ook geen belemmeringen. Voor de woningen kan een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.
Het plangebied is gedeeltelijk gesitueerd binnen de molenbiotoop van een molen. Bouwplannen met een bepaalde hoogte kunnen de windvang en belevingswaarde van de molen beïnvloeden. In dit geval worden er binnen de molenbiotoop woningen mogelijk gemaakt met een bouwhoogte van maximaal 11 meter. Het geplande dichtst bijgelegen appartementencomplex met een bouwhoogte van 13,5 meter valt buiten de molenbiotoop en vormt dus sowieso geen belemmering. De afstand van de woningen tot de molen bedraagt meer dan 100 meter. Op basis van het geldende bestemmingsplan geldt dat de bouwhoogte bij een afstand van meer dan 100 meter niet meer mag bedragen dan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen vermeerderd met 1/50 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen. In dit geval bedraagt de afstand circa 380 meter en is de hoogte van de molen circa 10 meter. Dit komt neer op een hoogte van circa 17,5 meter. Daar de woningen een hoogte van maximaal 11 meter krijgen ontstaan er met de uitwerking van het bestemmingsplan geen belemmeringen voor de molen. Zekerheidshalve wordt in de bestemmingsplan de aanduiding 'Vrijwaringszone – molenbiotoop' opgenomen waarin voorgaande regeling met betrekking tot de bouwhoogte wordt vastgelegd.
In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 285 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Voor dit doel is een aanmeldingsnotitie opgesteld (zie bijlage 12) om aan te tonen dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden als gevolg van het bestemmingsplan. Op basis van deze aanmeldingsnotitie kan het college van B&W besluiten dat er geen Milieueffectrapportage (MER) nodig is. Het college van B&W moet vóór de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan beslissen dat een MER niet nodig is.
Dit hoofdstuk bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit regels en een verbeelding. Daarnaast is het bestemmingsplan voorzien van een toelichting omdat het krachtens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht is om een bestemmingsplan te vergezellen van een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachten aan het plan ten grondslag liggen, wat de uitkomsten van verrichte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Hieronder worden de aanwezige regels puntsgewijs besproken.
Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen enzovoorts. In de regels worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.
Per bestemming hanteert men de indeling volgens de SVBP 2012. Deze volgorde en de naamgeving zijn standaard en moet in principe worden gevolgd. Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:
Bedrijf – Openbaar nut
Om de beoogde woonwijk vanuit milieutechnisch oogpunt mogelijk te maken wordt met dit bestemmingsplan de planologische mogelijkheid om ter hoogte van de Osbroeken een waterzuiveringsinstallatie te exploiteren gesaneerd. De zuiveringsinstallatie die er stond is circa 15 jaar geleden al verwijderd. Wel blijven de huidige planologische mogelijkheden van de huidige bestemming, met uitzondering van de mogelijkheid voor waterzuiveringsinstallaties, hier behouden. De bestemming blijft dan ook Bedrijf – Openbaar nut.
Groen
De belangrijke landschappelijke structuren zoals de oost-west lopende coulissen en een groot gedeelte van het traversegedeelte zijn bestemd als Groen. Naast groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen zijn in de bestemming onder andere voorzieningen in de vorm van water, terreinen en paden én dagrecreatieve voorzieningen begrepen.
Binnen de bestemming is het bouwen van gebouwen niet toegestaan, behoudens gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen.
Water
Het water aan de noordoostkant van het plangebied krijgt de bestemming Water. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
Woongebied
De als Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen al dan niet in combinatie met lichte bedrijvigheid en daarnaast voor verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen. Op de verbeelding zijn in deze bestemming geen bouwvlakken opgenomen waarbinnen de gebouwen moeten worden opgericht. Daarvoor in de plaats is in de regels een zogenaamde verbale regeling opgenomen. Deze schrijft onder andere afstanden tot de voorgevelrooilijn en de zijdelingse perceelsgrenzen en maximale bebouwingsoppervlakten voor.
Het onderscheid tussen de verschillende woongebieden is doorvertaald op de verbeelding en in de regels wat betreft maatvoering. Woningen die gestapeld en/of aaneengebouwd mogen worden, zijn als zodanig aangeduid. Verder is een afwijkende regeling opgenomen ter hoogte van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geclusterde woningen'. Hier zijn naast vrijstaande woningen en aaneengebouwde woningen ook vormen als als geclusterde woonvormen en patiowoningen mogelijk met daarbij een afwijkende maatvoering met betrekking tot de afstand van de gebouwen tot de weg gekeerde bouwperceelgrens of zijdelingse bouwperceelgrens.
Voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is.
Ten aanzien van de dekking van de benodigde investeringen vanuit de gemeente wordt een exploitatieopzet opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid gezekerd. De kosten worden (hoofdzakelijk) gedekt vanuit de verkoop van bouwkavels door de gemeente aan ontwikkelaars, corporaties en particulieren.
De binnen Laarhove te ontwikkelen gronden zijn volledig in eigendom van de gemeente. Kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd. Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen zoals bedoeld in artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening.
Participatie
De woonwijk Laarhove maakt onderdeel uit van de herontwikkeling van het voormalig Prins Bernhardhoeve terrein. Eind 2019 heeft de gemeenteraad een ontwikkelrichting vastgesteld voor de herontwikkeling van dit terrein, in samenhang met het gehele centrum van Zuidlaren. Hieraan is een uitvoerig participatieproces voorafgegaan.
De vastgestelde ontwikkelrichting, met daarin woningbouw op de achterzijde van het PBH-terrein, vormde het uitgangspunt voor het Stedenbouwkundig Programma van Eisen dat op 23 november 2021 is vastgesteld. In april 2022 en mei 2023 heeft een inloopavond plaatsgevonden waarin omwonenden, stakeholders en belangstellenden vragen konden stellen en input konden leveren. Het uitwerken van het SPvE naar een bestemmingsplan, beeldkwaliteitsplan en stedenbouwkundig plan heeft mede door de verkregen input van deze avonden vorm gekregen.
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg bestaat voor belangenorganisaties en burgers de mogelijkheid te reageren op de gemeentelijke beleidsvoornemens, zoals die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.
Tijdens een inloopavond in mei 2023 is het concept van het voorontwerp gepresenteerd. Daarna is een definitief voorontwerp voor inspraak ter inzage gelegd van 30 juni 2023 tot en met 10 augustus 2023.
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartners (art. 3.1.1 Bro). Alle reacties zijn in een inspraaknota verzameld en van een gemeentelijke reactie voorzien. Deze inspraaknota is als bijlage 13 toegevoegd.
Zienswijze
Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode wordt eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro).
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.